Een getijcentrale in de
Oosterschelde?
De discussie over de afsluiting van de Ooster
schelde heeft uiteindelijk geleid tot het be
sluit een doorlatende, afsluitbare dam te
bouwen in de mond van de zeearm, en het
bekken verder te compartimenteren. In sa
menhang daarmee is ook het denkbeeld weer
bovengekomen een getijcentrale te bouwen
in het Deltagebied. Dit idee is niet nieuw;
al in 1917 werd gesproken over de eventuele
bouw van een waterkrachtwerk in dit gebied,
zij het van veel kleinere afmetingen dan
waaraan nu gedacht wordt. Verscheidene
artikelen in het tijdschrift 'de Ingenieur' uit
de dertiger jaren tonen aan, dat aan dit
onderwerp in Nederland wel voortdurend enig
denkwerk is besteed. In 1948 maakte ir.
F. J. Vos een studiereis naar Frankrijk, om
zich te verdiepen in de problematiek van
waterkrachtwerken in het algemeen en van
getijcentrales in het bijzonder. Deze studie
is gevolgd door een onderzoek naar de mo
gelijkheden van een getijcentrale in onder
andere de Oosterschelde. Alleen de techni
sche en economische aspecten werden door
De Vos in beschouwing genomen. Van dit
onderzoek is in 1954 een rapport verschenen
ten behoeve van de Deltacommissie, dat
onder meer een ontwerp inhield voor een
getijcentrale in de Westerschelde. Zoals
bekend is de door De Vos ontworpen cen
trale niet gerealiseerd. Het beschikbare ver
val bleek te gering om een rendabele energie-
produktie tot stand te kunnen brengen, zeker
gezien de schijnbaar eindeloze voorraad nog
goedkope brandstoffen waarmee conventio
nele centrales werden gestookt.
In 1967 is nogmaals een onderzoek naar een
getijcentrale uitgevoerd, dit keer door de
Provinciale Zeeuwse Elektriciteits Maat
schappij. Een hernieuwd onderzoek was
gerechtvaardigd omdat de turbinetechniek
sinds 1954 een opmerkelijke ontwikkeling
had doorgemaakt. Vooral Franse onderzoe
kingen in verband met de getijcentrale in de
Rance hadden geheel nieuwe mogelijkheden
geopend. De belangrijkste vooruitzichten
bood wel de ontwikkeling van een turbine
die doorstroming toeliet in twee richtingen,
zodat vrijwel de gehele getijcyclus benut kon
worden voor energie-opwekking. Ook dit
onderzoek echter leidde tot de conclusie, dat
de bouw van een getijcentrale op economi
sche gronden afgewezen moest worden.
Er is echter reden om het vraagstuk van de
getijcentrale thans opnieuw aan de orde te
stellen. Op bepaalde aspecten van het pro
bleem valt nu, onder meer als gevolg van
de sterk gewijzigde energie-kosten in de
wereld, een geheel ander licht. In de vorige
studies is ook nog nimmer een bekken
beschouwd ter grootte van vrijwel de gehele
Oosterschelde, gerelateerd aan de huidige
turbinetechnologie. De Vos heeft weliswaar
verscheidene alternatieven onderzocht, waar
bij de enige mogelijkheid om een rendabele
centrale te bouwen situering inhield bij
Bath in de Westerschelde, maar zijn bere
keningen waren alle gebaseerd op enkelwer-
kende turbines en op de kolenprijs van die
tijd. De brandstofprijzen voor conventionele
centrales zijn de laatste jaren echter sterk
gestegen.
De getijcentrale kan bovendien fungeren als
afsluitbare doorlatende dam, waarbij de
turbines als afsluitmiddel kunnen fungeren.
De economie ervan komt dan in een geheel
nieuw licht te staan.
Als men op de stichtingskosten een bedrag
563