Opruiming van de bodem bescherming in de Ooster- scheldemond In de stroomgeulen Roompot, Schaar van Roggenplaat en Hammen moet ten behoeve van de aanleg van de stormvloedkering in de Oosterschelde een deel van de bodembe scherming tot ongeveer 50 m aan weers zijden van de as van de dam worden opge ruimd. Deze bodembescherming is daar neer gelegd als ondergrond van de blokkendam waarmee de Oosterschelde aanvankelijk zou worden afgesloten. In de te bouwen storm vloedkering kan deze bescherming niet ge bruikt worden, enerzijds omdat de hoogte ligging niet past in het ontwerp, anderzijds omdat de te plaatsen fundering van de storm vloedkering er hinder van zou ondervinden. In de Hammen, tussen hm 82 en hm 86 be staat de op te ruimen bodembescherming uit steenasfaltmatten. In het resterende deel van de Hammen, in de Schaar van Roggen- plaat en in de Roompot bestaat ze uit zooi stukken, bestort met 0,6 ton/m2 fosforslakken. In de Roompot is een gedeelte uitgevoerd als sandwich-constructie, zooistukken bestort met 0,6 ton/m2 fosforslakken en extra bestort met een laag grind van 30 cm, afgedekt met een blokkenmat. Alle blokkenmatten zijn afgestort met een 1 m dikke laag fosforslak ken. De steenasfaltmatten - met een lengte van 150 m -, de zooistukken - 100 m in de Roompot en 80 m in de Schaar - en de blok kenmatten - met een lengte van 190 m - iggen loodrecht op de as van de te bouwen stormvloedkering; ze hebben in de breedte een overlap van 1 tot 4 m. De korte zijde van Je steenasfaltmatten, zooistukken en blokken matten is voorzien van een randverzwaring ■an betonnen balken, die per meter 680 kg veegt. De bestortingen rondom de pylonen in de drie genoemde stroomgeulen moeten na het verwijderen van de pylonen worden opge baggerd. Ze bestaan uit grind, staal- en fos forslakken; de laagdikte is ongeveer 1 m. In eerste instantie werd er van uitgegaan dat de opruimingswerkzaamheden uitgevoerd zouden kunnen worden door een drijvende bok, voorzien van poliepknijpers. De bodem beschermingen zouden dan echter een voor bewerking moeten ondergaan. De matten zouden moeten worden verdeeld in voor de knijpers handelbare moten. Bovendien zou bij deze gedeeltelijke opruiming het gedeelte buiten 50 m aan weerszijden van de as intact moeten blijven; vooraf zou het op te ruimen gedeelte dus van de rest moeten worden los gemaakt. Als hulpmethode voor het opruimen werden in meerdere of mindere mate beschouwd en beproefd: heien met behulp van messen, snijden met een snijanker, zagen, opblazen met explosieven en knippen met een knip- anker. Het zagen, het knippen en het opblazen werden met name nodig geacht voor het op ruimen van de steenasfaltmatten, omdat in deze constructie staaldraden voorkomen. Ook werd geprobeerd de steenasfaltmatten op te rollen met behulp van het asfaltschip 'Jan Heymans'. Daarbij bleek echter dat het aankoppelen bezwaarlijk ging en ook dat de aanwezigheid van overlappen de nodige problemen opleverde. Uiteindelijk werd be sloten alle typen bodembescherming op te ruimen met behulp van een baggermolen. Bij deze methode zouden de afmetingen van de afzonderlijke matten geen moeilijkheden op leveren. Met name ten aanzien van de steen- 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 33