van de gebaggerde vakken staan doek en rijshout enkele meters omhoog. Na inspectie door duikers van de gebaggerde vakken is toch de gehele asbezinking tussen hm 1.8 en 2.2 opgeruimd. De plaats van het opruimen werd bepaald door de diepteligging van de bodem; de baggermolen 'Krammer' kan name lijk met de gemonteerde emmerladder niet dieper baggeren dan 20 m beneden de water stand, dat is bij hoogwater ongeveer tot N.A.P. - 18 m. Voor de dieper gelegen gedeel ten zal een andere baggermolen worden aangevoerd. Op 6 december 1976 werd het materieel overgebracht naar de stroomgeul Schaar van Roggeplaat, waar aan de Rogge- plaatzijde vanaf hm 66.30 tot aan de bestor- ting van pyloon 8 de 80 m lange zooistukken van de asbezinking werden opgebaggerd. Er werd steeds gebaggerd vanaf de zeezijde met een sneebreedte van 45 a 50 m. De ach terkant van de molen lag dus in verband met golven uit zee steeds naar de zeezijde. Op 19 januari 1977 begon het werk in de stroomgeul Hammen waar bij hm 82 begonnen werd met opbaggeren van steenasfaltmatten. De lengte van de op te baggeren matten bedroeg 130 m; de totale lengte is 150 m. Om dat aan weerszijden van de matten een erop aansluitende bodembescherming ligt, ook voorzien van randbalken, werd hier vanuit de as begonnen. Eerst werd 65 m oostwaarts gebaggerd. Vervolgens werd de molen 180 graden gedraaid en werd er vanuit de as westwaarts gebaggerd. De steenasfaltmatten waren op een afstand van 65 m evenwijdig aan de as met het knip- apparaat afgeknipt. De resterende 10 m mat bleef daardoor tijdens het baggeren intact. 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 37