Samenvattingen Enige aspecten van de ontwerpproblematiek rond de stormvloedkering in de Oosterschelde De kerende hoogte van de stormvloedkering zal worden afgestemd op het voor het zuid westen des lands aanbevolen ontwerppeil voor hoofdwaterkeringen. Daarnaast moet de ontwerpbelasting worden bepaald, en de kans op functieverlies, door welke oorzaak dan ook. Getracht is dit probleem te benaderen door middel van een zogenaamde 'fouten- boom'. Daarvoor zijn echter niet genoeg eigenschappen van de stormvloedkering bekend. Aanwijzingen omtrent de harmonisering van het ontwerp worden thans vooral gezocht via de semi-probalistische methode, waarbij de aanvaardbare bezwijkkans eerst bepaald wordt, en daarna de veiligheidscoëfficiënt. Nieuwe ontwikkelingen in het ontwerp van de stormvloedkering De uitwerking van het ontwerp 'pijlers op putten' voor de stormvloedkering in de Oos terschelde heeft geleid tot kortere, minder diep gefundeerde pijlers. Ze kunnen uit één stuk worden gemaakt en vervoerd; de weers- gevoelige handelingen in het sluitgat duren aanzienlijk korter; de risico's voor het uit voerend personeel nemen af; de totale uit voeringsduur kan worden teruggebracht. Het drempelontwerp is zo veranderd dat de aansluiting van de drempel op de pijlers nu ten allen tijde verzekerd is. Ontwerp van een hefschip voor het plaatsen van pijlers en putten Voor de uitvoering van het ontwerp 'pijlers op putten' in de mond van de Oosterschelde is een hefschip ontworpen dat de putten, de kuipen en de pijlers zou moeten vervoeren van de bouwplaats naar de sluitgaten, de put ten daar ingraven, de pijlers op de putten plaatsen en de losgemaakte kuip terugbren gen. Inmiddels is het pijlerontwerp aan gepast. Het hefschip zal in verband daar mee niet in de beschreven vorm worden ge bouwd. Het ontworpen hefschip zou per jaar 18 putten en pijlers kunnen plaatsen. Het ontwerp be stond uit een dwarsponton en twee langs- pontons met daartussen een beun van 23 m breed. Een hefportaal van 50 m hoogte dat met vier poten op de langspontons zou rusten, zou de last gedeeltelijk slepend door het water vervoeren. De invloed van de scheeps- bewegingen op de last werd door deinings- compensatoren beperkt. Ten behoeve van het ontwerp is een groot aantal proeven en berekeningen uitgevoerd, voornamelijk in het Nederlands Scheeps bouwkundig Proefstation te Wageningen. Het verwijderen van de kabelbaantorens uit de sluitgaten van de Oosterschelde Omdat de plannen voor een totale afsluiting van de Oosterschelde niet doorgaan, moesten onder meer de draagtorens voor de kabel banen, die al in de sluitgaten waren opge steld, weer worden verwijderd. De bovenbouw kon op eenvoudige wijze worden gedemon teerd. De holle stalen palen waarmee de torens in de Oosterscheldebodem waren gefundeerd, werden eruit geperst met behulp van waterdruk. Om deze druk in de paal te houden werd aan de bovenkant een persdek sel aangebracht en aan de onderkant een prop van bentoniet en zilverzand. Opruiming vsn de bodembescherming in de Oosterscheldemond Het pijlersontwerp voor de afsluiting van de Oosterschelde noodzaakte er onder meer toe in de as van het damtracé de bodembescher ming op te ruimen die daar eerder was neer gelegd. Het gaat om blokkenmatten, steen- asfaltmatten en zooistukken. Ook de bestor- tingen rondom de kabelbaantorens moesten worden opgeruimd. Het moeilijkst bleek het opruimen van de steenasfaltmatten, omdat daar staalkabels in zijn verwerkt. Deze stukken werden in repen verdeeld met een knipapparaat dat over de bodem werd voortgetrokken. De bodembe schermingen werden bovengehaald met een baggermolen die voor dit doel was voorzien van rotsemmers. 52

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 54