Enige aspecten van de
ontwerpproblematiek rond de
stormvloedkering in de
Oosterschelde
In het 'Eindrapport Stormvloedkering Ooster
schelde', mei 1976, wordt als één van de
tijdens de studieperiode gehanteerde hoofd
uitgangspunten vermeld: 'De constructie moet
bestand zijn tegen een stormvloed met een
waterstand die een gemiddelde verschrijdings-
frequentie heeft van 10~4 maal per jaar,
verminderd met 0,3 m'.
Dit uitgangspunt is gebaseerd op een aantal
richtlijnen uit het rapport van de Delta
commissie, luidende (deel I, p, 30):
'In het vervolg zullen het peil van N.A.P.
5 m aan de peilschaal te Hoek van Holland en
de daarmee gelijkwaardige peilen op andere
plaatsen (peilen met gelijke overschrijdings
frequentie) basispeilen worden genoemd.
De overschrijdingsfrequentie van de basis
peilen is dus per definitie gelijk aan 10-4.
Zij zullen dienen als de algemene grondslag,
waaraan de - in verband met de betekenis van
het achterliggende gebied - aan de hoofd
waterkeringen te stellen eisen moeten worden
getoetst'.
Voor het Oosterscheldegebied geldt daarbij
de volgende nuancering (deel I, p. 32/33):
'Naarmate een hoofdwaterkering een belang
rijker gebied beschermt, zullen de aan deze
kering te stellen eisen hoger moeten zijn.
Daarom is de commissie er toe overgegaan
om uit de basispeilen zogenaamde ontwerp-
peilen af te leiden, die als uitgangspunt
zullen moeten dienen voor de verbetering
van de hoofdwaterkering'; en: 'Voor het zuid
westen des lands, dat in kleinere, elk afzon
derlijk door hoofdwaterkeringen beschermde
gebieden is verdeeld, zijn ontwerppeilen
vastgesteld, die een ongeveer 2,5 maal zo
grote kans op overschrijding hebben als de
ter plaatse geldende basispeilen. Hun over-
3