Nieuwe ontwikkelingen in het
ontwerp van de stormvloed
kering
Sinds in juni 1976 de beslissing viel, in de
Oosterschelde een stormvloedkering te
bouwen volgens het beginsel van 'pijlers op
putten', is er hard gewerkt aan het nader
specificeren van deze oplossing. In de
planning was daarvoor een periode van zes
tot negen maanden uitgetrokken. De aan
dacht heeft zich bij de studies vooral gericht
op de funderingsaspecten, op de drempel en
op de optimalisering van het ontwerp, waarbij
tevens de uitvoeringsrisico's zoveel mogelijk
werden beperkt. Deze nadere uitwerking van
het ontwerp is thans in grote lijnen afgerond;
ze heeft echter wat meer tijd gevraagd dan
was voorzien. Maar men is nu gekomen tot een
eenvoudiger en sneller uitvoerbaar ontwerp,
zodat de extra voorbereidingstijd er in het
totale tijdschema weer ruimschoots uitkomt.
Het ontwerp met pijlers op putten kenmerkt
zich door de grote funderingsdiepte van de
putten. In het voorontwerp worden de putten
gefundeerd in de hardere pleistocene zand
lagen. De ligging en de hoedanigheid van
deze lagen in de Oosterscheldemond is nader
verkend met behulp van een groot aantal
sonderingen en boringen. De overgang van
de losser gepakte holocene zandlagen naar
het pleistoceen bleek uit dit onderzoek aan
zienlijk minder markant te zijn dan men
aanvankelijk had aangenomen. Verder kwam
aan het licht dat de hoedanigheid van het
Pleistoceen van plaats tot plaats kan variëren.
Voornamelijk in de twee noordelijke sluit
gaten komen onder de oppervlakte van het
Pleistoceen klei- en slibhoudende zandlagen
voor.
De nadere verkenning van de funderings
grondslag heeft op zich reeds aanleiding
gegeven tot aanpassing van de funderings
niveaus. Daarnaast echter is het inzicht in het
gedrag van de fundering aanzienlijk toege
nomen als gevolg van een groot aantal
schaalproeven en berekeningen. Met name
zijn nieuwe inzichten gegroeid met betrekking
tot de stabiliteit van de constructie en ook ten
aanzien van de vervormingen die de con
structie ondergaat wanneer ze de maat
gevende stormbelastingen krijgt te verwerken.
De kering bestaat uit afzonderlijke put-
pijlercombinaties waartussen de drempel,
de schotbalken en de schuiven zijn aange
bracht en waaroverheen een wegverbinding
is aangelegd in de vorm van betonnen kokers.
Te grote vervormingen kunnen aanleiding
geven tot spleten tussen de drempel en de
putten, en daardoor zou de kering onderloops
kunnen worden.
Grote vervormingen zouden ook de betrouw
baarheid van de kering in gevaar brengen,
daar namelijk het sluiten en openen van de
schuiven erdoor wordt bemoeilijkt en de kans
op scheurvorming in de betonnen elementen
toeneemt.
Uit het nadere onderzoek is gebleken dat er
twee soorten vervormingen in het spel zijn:
de putten kunnen horizontaal verschuiven
maar ze kunnen ook kantelen. Naarmate de
putten dieper worden gefundeerd neemt het
kantelmoment op de put toe, de put zal dus
eerder willen kantelen dan verschuiven.
De grond onder de put en naast de put moet
daartegen de noodzakelijke steundruk
leveren. Aangezien de grondslag onder de put
van betere kwaliteit is dan die ernaast,
ontleent een put het grootste deel van zijn
stabiliteit aan zijn grondvlak; maar naarmate
de put dieper staat en dus het kantelmoment
9