door het koelwaterkanaal verloopt dan zowel qua oppervlakte als qua situering vrij gunstig. De effecten van sociale en culturele aard zullen voornamelijk van lokale betekenis zijn. In dit opzicht vertonen de beschouwde alter natieven slechts ondergeschikte verschillen, die geen invloed zullen hebben op de tracé keuze. Bij de beoordeling van de milieukundige aspecten denken we vooral aan de schorren en slikken ten noorden van St.-Philipsland, die door de aan te leggen dam doorsneden worden. Het schor noordelijk van St.-Philipsland heeft een oppervlakte van 175 ha. Het wordt aan de oostzijde begrensd door het schorgebied van de Slikken van de Heen, dat 290 ha groot is. De schorren die na de compartimentering westelijk van de dam liggen, zullen als getijde schor blijven bestaan, de schorren ten oosten van de dam zullen door het wegvallen van het getij sterk van karakter veranderen. Onder invloed van het door de schutsluizen in de Philipsdam gespuide zoete water zal de schorvegetatie ten westen van de Philipsdam mogelijk 'verbrakken', zoals ook langs de Westerschelde is waargenomen. Een brakwaterschor heeft echter nog altijd grote natuurwetenschappelijke waarde, juist omdat dit schortype zeldzaam is. De kans op uitbreiding van schorren en slikken is groter naarmate het damtracé meer naar het oosten ligt. Het schor- en slikgebied dat na uitvoering van de compartimentering begrensd wordt door zoet stagnant water, heeft vanwege zijn grote a-biotische diversiteit de potentie zich bij een gericht beheer te ontwikkelen tot een nieuw waardevol natuurgebied. Voorwaarde daartoe is wel dat elke verdere aantasting vooral van de geomorfologie en de bodemopbouw wordt voorkomen en dat met name versnippering van dit schorgebied wordt tegengegaan. Om de alternatieven uit natuurwetenschap pelijk oogpunt te kunnen classeren, is ervan uitgegaan dat een zout getijdeschor hoger gewaardeerd moet worden dan schor begrensd door een betrekkelijk vast peil. De schorren en slikken tussen de huidige hoogwaterkering en de laagwaterlijn moeten op grond van hun ontstaanswijze als één geheel worden be schouwd. Ook de schor- en slikgebieden achter de compartimenteringsdammen zullen zoveel mogelijk aaneengesloten moeten blijven. Tabel I geeft per alternatief de totale opper vlakte schor, en laat zien welke oppervlakte van de schorren ten noorden van St.-Philips land onder invloed van het getijde blijft. Bij alternatief 1 wordt het schor zeer onge lukkig doorsneden. Dit alternatief legt een grote ruimteclaim op het buitendijkse gebied, doordat vele kreken worden afgesneden van het getijdegebied. Een deel van de schorren ten oosten van St.-Philipsland wordt gebruikt voor de aanleg van de dam en afgesneden van de rest. Gezien de uitgangspunten is dit alternatief het meest ongunstige van de voor gestelde alternatieven. De ruimteclaim op het schor door alternatief 2 is vrij klein; er vindt geen aantasting plaats van de schorren ten oosten van St.-Philipsland. Bij alternatief 3 blijft ten noorden van St.-Philipsland 86% van het schorrengebied onder getijde-invloed. Het grootste oppervlak schorren onder invloed van het getij vinden we bij alternatief 4. De uitbreidingskansen van het schorrenareaal Tabel I. Oppervlak schorren onder getijde-invloed Nu Alt. 1 Alt. 2 Alt. 3 Alt. 4 totaal schoropp. onder getijde-invloed in ha 1440 520 515 545 565 idem, in ten opzichte van Nu 100 36 36 38 39 opp. schorren ten noorden van St.-Philipsland onder getijde-invloed in ha 175 125 120 150 175 idem, in ten opzichte van Nu 100 71 69 86 100 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 10