troomafwaarts verschuiven; onder invloed iaarvan zal het zwevend materiaal uit de Schelde en de Noordzee eveneens meer troomafwaarts sedimenteren. Om te voor omen dat het zoete afvoerwater over het oute Scheldewater heenglijdt en er een zout- ong ontstaat over de Scheldebodem, gaat de oorkeur uit naar het westelijk gelegen ozingspunt Si. Daar treedt de grootste turbu- entie op, en dus de beste menging. Vanaf Antwerpen in de richting van de Noordzee is ;en duidelijke vermindering te constateren in Ie gehalten aan zware metalen van de )ovenste laag van het bodemsediment. Dit ;oncentratieverval zal door de lozing bij beide •Iternatieven stroomafwaarts verschuiven; ■ovendien zal er een relatieve verrijking aan oedings- en gifstoffen optreden. Voor de norfologie van de Westerschelde is er geen wezenlijk verschil tussen de lozingspunten h en S2. >e plaatskeuze heeft op het aquatisch milieu an het Zoommeer geen invloed; het inlaat- unt blijft immers hetzelfde, ezien we de uitwerking op het zoutgehalte en e zuurstofhuishouding in de Westerschelde, an zijn noch op korte afstand van de lozings- unten noch verderop, significante verschillen 3 ontdekken tussen Si en S2, ook niet later, a een bochtafsnijding bij Bath. ij de bepaling van de effecten op het terres- isch milieu wordt een vergelijking getrokken iet de tegenwoordige oppervlakten en waar- en van buiten- en binnendijkse gebieden, ietijdegebied wordt als waardevoller be- chouwd dan oeverland in een stagnant ekken. Aan de noordzijde zal, bij beide Iternatieven, een klein gebied aan getijde- chor en intergetijdegebied aan de invloed an het getij worden onttrokken. Een belangrijk ogelbroedgebied, ontstaan op een grond- epot, zal worden doorsneden. Aan de zuid- 'jde zal bij Si ongeveer 1 ha en bij S2 3 ha tergetijdegebied verloren gaan. Van de voor- ialige schorren van Ossendrecht vertoont iet name het niet opgespoten gedeelte ten oordwesten van de Bathse brug in natuur- etenschappelijk opzicht een interessante ntwikkeling, die door de aanleg van het .uikanaal enigszins wordt verstoord, owel Si als S2 versterken de ruimtelijke arrière die wordt gevormd door de Schelde- jnverbinding, S2 echter in mindere mate. ders ligt het met het grondgebruik. Het uikanaal zal met dijken, wegen en bermen e ongeveer 200 m breed worden. De aanleg Si vereist dan 98 ha en die van S2 ha terrein, als volgt gespecificeerd: Si (lengte S2 (lengte 4000 m) 5400 m) landbouwgrond 40 ha 30 ha infrastructuur 18 ha 16 ha voormalige schorren 24 ha opgespoten terrein 40 ha 38 ha totaal 98 ha 108 ha Bij S2 zijn 103 ha van de benodigde 108 al Rijkseigendom, zodat slechts 5 ha zal moeten worden verworven. Bij Si ligt dat zo gunstig niet; daar komen de gronden tussen het spui- kanaal en de Schelde-Rijnverbinding boven dien erg geïsoleerd te liggen, wat de gebruiks mogelijkheden beperkt. Si en S2 leggen beslag op respectievelijk 40 en 30 ha landbouwgrond. Si verstoort enigs zins de agrarische infrastructuur van wegen en watergangen, en tast ook de bestaande grootschalige verkaveling aan. Dit tracé moet daarom uit landbouwkundig oogpunt als on gunstig worden aangemerkt. Si grijpt vrij diep in op het landschapsbeeld en introduceert er een nieuw dominerend element, naast de Kreekraksluizen, de bruggen over de Schelde- Rijnverbinding en de hoogspanningslijn Goes- Roozendaal. S2 heeft een minimale landschap pelijke invloed: de dijken van het spuikanaal sluiten goed aan bij die van het Schelde- Rijnkanaal, de kruisingen met de infrastructu rele elementen evenzeer. De kruisingen van tracé S2 sluiten beter aan bij de bestaande kruisingen van de Schelde-Rijnverbinding dan die van Si. Lozing bij Si kan mogelijk meer invloed uit oefenen op de scheepvaart op de Wester schelde. Het lozingspunt ligt bij S2 namelijk verder buiten de scheepvaartroute. Als er goede verdeelconstructies worden gemaakt, blijven de nadelen van Si overigens binnen het aanvaardbare. Voor het beheer van zowel het Zoommeer als het spuikanaal en de kunstwerken zijn geen wezenlijk verschillende effecten van de alternatieven te verwachten. Op basis van globale schetsontwerpen is berekend dat de stichtingskosten van beide spuikanalen ongeveer 120 miljoen gulden bedragen, en dus in dezelfde orde van grootte liggen. Een Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Reimerswaal is in een vergevorderd stadium van voorbereiding. Beide alternatieven dienen daarin te worden opgenomen. Alhoewel in het ontwerpplan nog geen rekening wordt gehouden met een lozingsmiddel, kan worden aangenomen dat het betrokken gebied een zo 91

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 37