Uitvoeringsaspecten
De ingrijpende wijzigingen die het ontwerp
va i de pijlers tussen juni 1976 en 1977 heeft
or lergaan, hebben natuurlijk ook belangrijke
cc 'sequenties voor de bouwplaats, het
tra ïsport en de plaatsing van de pijlers.
De eerder ontworpen tweedelige pijlercon-
stt ictie kon worden gefabriceerd op een
we kterrein aan de wal. De werkhaven Schelp-
ho :k op Schouwen-Duiveland zou worden
ine ericht als fabricage-terrein. Het was de
be oeling de betonnen putten en pijlers te
bc wen volgens een lopende-bandsysteem.
El 3 drie weken zou een eenheid gereed
ko ïen, zodat per jaar 18 putten en pijlers
ko den worden geplaatst en gesteld.
De nieuw ontworpen pijler echter kan niet op
de val gemaakt worden omdat het totale
ge icht ervan, 18 000 ton, niet door een
ple itsingsschip kan worden getild. 10 000 ton
is >or het hefschip wel het maximum. De
no dzakelijke gewichtsvermindering met
80( i ton kan niet worden bereikt door ver-
kle ring van de afmetingen, want dan worden
de :estelde stabiliteitscriteria niet gehaald.
He ligt dan voor de hand om als bouwplaats
ee inundeerbaar bouwdok te kiezen, waar
de vaterverplaatsing van de pijler zorgt voor
de jenodigde opwaartse druk en dus voor
ve lindering van het effectief gewicht. Voor
de logelijke bouwplaatsen gold als maatstaf
da :e moesten grenzen aan diep vaarwater,
en dien mogelijk na de bouw van de
sto ivloedkering een functionele bestemming
krij en.
Als serste kwam een van de bouwputten
ac, sr het damvak Geul in aanmerking, die in
19" werden aangelegd om caissons in te
bc ven voor de stormvloedkering. De tweede
lok ie waaraan is gedacht, zijn de te maken
vo' havens en bekkens voor de zout/zoet-
be rijding van de schutsluizen in de
Phpsdam (fig, 1).
Bij beide ontwerpen worden dezelfde criteria
aangehouden voor wat betreft grootte, inde
ling en diepte.
De reden om een bouwplaats bij de
Philipsdam te overwegen lag in de perso-
neelsproblematiek. Brabant kent werkeloos
heid onder de bouwvakkers, terwijl Zeeland
reeds een enigszins gespannen arbeidsmarkt
heeft. Door de bouwplaats dicht bij Brabant
te situeren zou het werk bij de mensen
gebracht worden. De bouwplaats bij de
Philipsdam is goed bereikbaar mede door de
vaste brugverbinding die aangelegd wordt
voor de sluisbouw.
Een groot nadeel van een bouwplaats bij de
Philipsdam is, dat de pijlers de Zeelandbrug
moeten passeren; elke passage gaat dan ge
paard met risico's. De ondergrond van de
bouwplaats bij de Philipsdam bleek slechter
dan verwacht, wat vooral consequenties heeft
voor de bemaling. De ontwerptijd en de
beschikbare uitvoeringstijd waren al met al
krap, waardoor de einddatum van 1985 in
gevaar komt.
Een bouwdok achter het damvak 'Geul' kan
gesitueerd worden in een bestaande bouwput;
ringdijken zijn er dus al, en de verdere
uitvoering, zoals de aanleg van een bemaling
en de inrichting, hoeft nog waar weinig tijd
te vergen.
In deze put is reeds uitgebreid grondmecha-
nisch en bemalingsonderzoek verricht. Er is
een onbelemmerde en korte transportroute
van de pijlers naar de stormvloedkering.
Een nadeel blijft de grote afstand voor het
personeel, waarvan het merendeel toch uit
Brabant verwacht wordt; om de reistijden te
verkorten zal er een goede en dus dure ver
binding met de vaste wal moeten worden
gecreëerd. Uiteindelijk is voor het bouwdok
'Schaar' gekozen vanwege de planning in de
tijd en de technische voordelen. De bezwaren
161