ta d moet hebben, wordt door geen enkele in-
st tie voorgeschreven, al zijn er wel adviezen
b chikbaar die aangeven dat zeer steile taluds
vr neden moeten worden. De taludhellingen,
e faarmee gedeeltelijk dus ook de kruinhoog
te /vorden dan ook meer dan door technische
a umenten bepaald door uitvoeringsoverwe-
g gen, de mogelijkheden tot grondverwerving
e de kosten van de bouwmaterialen. Dat dit tot
n jal verschillende dwarsprofielen aanleiding
k geven is te zien in figuur 3. De ene dijk heeft
e buitentalud van 1 4. Het buitentalud van
d tweede is tweemaal zo steil, namelijk 1 2.
H is duidelijk dat voor een profiel met een ta
li helling van 1 4 meer aanlegruimte nodig is
d ivoor een profiel ondereen helling van
1 2 Li is groter dan l_2. De benodigde hoeveel-
h d dijkspecie is in het eerste geval echter belang-
r minder dan in hettweede: li iskleinerdan b.
Het zal dus van plaatselijke factoren afhangen
hoe hoog de kruin komt te liggen en welk
dwarsprofiel er uiteindelijk zal worden ge
maakt. In beide gevallen houdt de ontwerper zich
volledig aan de richtlijnen van de Deltacommis
sie.
De grote verdienste van de Deltanorm is vooral
daarin gelegen dat de uitgangspunten die lei
den tot een kruinhoogte die in voldoende mate
de veiligheid waarborgt, nu voor de gehele Ne
derlandse zeekust dezelfde zijn. Dit is een essen
tiële verbetering ten opzichte van de oude ont-
werp-uitgangspunten, die zuiver op ervaring
stoelden, wat doorgaans neerkwam op de ont-
werpnorm: de hoogst bekende waterstand plus
één meter.
Dat de richtlijnen die de Deltacommissie gefor
muleerd heeft uiteindelijk toch niet voldoende
zijn om tot consistente dijkontwerpen voor de
177