Dijkversterkingen in
Noord-Brabant
I
I
i'i
De strijd tegen het water in het Deltagebied is
door Noord-Brabant vanouds op twee fronten
gestreden: in het westen, waar de zee via de zee
armen rechtstreeks toegang had tot de Brabant
se kust, en in het noordwesten, waar zowel de
zee als de grote rivieren van invloed waren op
de hoogte van de te keren waterstanden. Het
dijkbeheer vertoonde aanvankelijk nog een zeer
verbrokkeld beeld. De doorgaande waterkering,
die vanaf Geertruidenberg langs Donge, Amer,
Hollands Diep, Volkerak, Eendracht, Ooster- en
Westerschelde tot de Belgische grens liep, was
te onderscheiden in 43 dijkvakken en kunstwer
ken, waarover 33 instanties het beheer voerden.
Dat waren merendeels waterschappen, daar
naast ook enkele gemeenten en rijksinstanties.
Kort na de watersnoodramp van 1953 is daarin
verandering gebracht. Op 1 januari 1954 werd
het waterschap 'De Brabantse Bandijk' inge
steld ter vervanging van de vele kleine beheer
ders. Dit waterschap is op zijn beurt op 1 januari
1977 opgegaan in het waterschap 'Hoogheem
raadschap West-Brabant', waaraan sinds 1 sep
tember de zorg voor de instandhouding van alle
waterkeringen tussen de mond van de rivier de
Donge en de Belgische grens is toevertrouwd.
De gewenste hoogte van de waterkeringen
werd in het verleden afgeleid uit de ervarings
gegevens die uit overstromingen werden ver
kregen. Wijzigingen in de geografie hadden
daarop een belangrijke invloed. Zo valt te ver
onderstellen dat de invloed van de zee op de
Westbrabantse kust voordat de St.-Eliza-
bethsvloed in 1421 tot de vorming van de grote
zeearmen leidde en de zee in meer direct con
tact bracht met de Brabantse kust, aanzienlijk
kleiner is geweest dan daarna. Ook het verleg
gen rond de eeuwwisseling van de Maasmond
naar de Amer, door het graven van de Bergse
187