Milieu-aspecten van de partiële
dijkverhoging langs de
Oosterschelde
Het besluit van de regering om de Oosterschel
de af te sluiten met een beweegbare storm
vloedkering in plaats van met een massieve
dam, beoogt onder meer het huidige natuurlijke
milieu zo goed mogelijk in stand te houden. De
ze beslissing heeft echter ook tot gevolg dat het
moment waarop maximale veiligheid zal wor
den bereikt, enkele jaren is uitgesteld. Werd
hiervoor in het oude Deltaplan 1978 aangehou
den, door de herziening is dit moment verscho
ven naar 1 985. Om deze periode te overbruggen
is daarom besloten tot partiële verhoging van
de dijken langs de Oosterschelde. Dat werk
moet in 1980 gereed zijn. Als ontwerpcriterium
is een storm gekozen met een kans van voorko
men van 1/500 per jaar. Bij de partiële dijkver
sterking speelt, naast de technische en economi
sche aspecten, ook de voor het werk beschikba
re tijd een belangrijke rol.
Veel te verhogen dijken grenzen aan belangrijke
natuurgebieden; daarom zijn er ook belangrijke
natuurwetenschappelijke aspecten aan verbon
den. Langs veel dijkvakken liggen schorren, slik
ken, inlagen en karrevelden met een bijzonder
biologische betekenis; maar ook de dijk zelf kan
van grote natuurwetenschappelijke waarde zijn.
De betekenis van al deze gebieden is dat ze in
formatie bevatten over de complexe relatie van
het land en de zee, zowel in de aanwezige plan
ten en dieren als in de geomorfologie.
Van deze gebieden willen we in dit artikel de na
tuurwetenschappelijke betekenis nagaan, en
overwegen op welke wijze die door de dijkver
sterkingen kan worden aangetast, en hoe die
aantastingen eventueel kunnen worden voorko
men of verminderd.
Aangezien daar in het vervolg telkens naar
wordt verwezen, zullen we eerst de voornaam
ste werkwijzen bij de dijkversterkingen langs de
Oosterschelde kort bespreken. Er wordt hier i i
hoofdzaak gewerkt volgens twee methoden:
een natte en een droge uitvoeringswijze.
Bij de natte uitvoering wordt het benodigde
zand ter plaatse opgespoten tussen de oude lijk
en een perskade, daarna wordt het zand ond< r
profiel gebracht en afgedekt met een kleilaag en
eventueel een nieuwe glooiing. Bij deze metd o-
de is tijdelijk een extra werkstrook nodig van 15
meter breed, die aan het eind van het werk weer
in de oude toestand wordt teruggebracht, da
wil zeggen dat men de oorspronkelijke bodem,
die bij het begin van het werk was verwijderc
weer terug aanbrengt, evenals de oude slote i
en het draineersysteem. Op dynamische lan< -
bouwgronden zal na enkele jaren niets meer te
zien zijn van zo'n werkstrook. In natuurgebie
den, doorgaans het resultaat van een langdt ri-
ge, weinig door de mens gestoorde ontwikk' -
ling, zal dit herstel pas na lange of zeer lange tijd
plaatsgevonden hebben.
Bij de droge uitvoering wordt het benodigde
zand elders in een depot opgespoten, en ver ei
gens met vrachtauto's aangevoerd en metee i
onder profiel aangebracht. Bij deze methode is
geen tijdelijke werkstrook nodig. Door de ho je-
re transportkosten is ze als regel duurder da de
natte uitvoeringswijze. De droge uitvoering.1 vij-
ze wordt dan ook vooral daar toegepast waa
slechts een geringe versterking nodig is, of
waar een werkstrook onmogelijk is of uiters' on
gewenst.
De buitendijkse natuurgebieden
De hoogste buitendijkse gebieden, waarop oor
hun hoogteligging boven gemiddeld hoogv\ ster
begroeiing van hogere planten mogelijk is,jn
190