Een tijdelijk doorlaatmiddel in
de Grevelingendam
Na de aanleg van de Grevelingendam en de af
sluiting van het Brouwershavense Gat werd het
Grevelingenbekken een stagnant meer. Het oor
spronkelijke Deltaplan, waarin het Grevelingen-
meer zoet zou worden, voorzag in de bouw van
doorlaatmiddelen in de Grevelingendam en de
Brouwersdam met een capaciteit van ongeveer
100 m3/sec, waarmee het meer met zoet water
kon worden doorgespoeld. Nu besloten is om in
de mond van de Oosterschelde een storm
vloedkering te bouwen en het bekken daarach
ter te compartimenteren, is zeker tot 1986/1987
alleen een zout Grevelingenmeer mogelijk. On
middellijk na de afsluiting bedroeg het zoutge
halte van het meer 16,7 g chloor per liter. De
peilbeheersing geschiedde sindsdien via schui
ven in de deuren van de schutsluis bij Bruinisse,
algemeen aangeduid als de Grevelingensluis.
Beheersing van het zoutgehalte van het meer
was met deze sluis niet mogelijk. Onder invloed
van neerslag en verdamping op het meer, van
polderlozingen en het gebruik van de schutsluis
te Bruinisse trad sedert de afsluiting inmiddels
een geleidelijke daling van het zoutgehalte op.
Het varieert nu tussen de 12,5 en 14 g Cl"/I; het
meer is daardoor meer brak dan zout. In het on
derstaande artikel wordt de mogelijkheid be
sproken om met behulp van een spuimiddel in
de Grevelingendam in combinatie met het on
langs gereedgekomen doorlaatmiddel in de
Brouwersdam het zoutgehalte van het meer in
elk geval voor de interimperiode tot 1986/1987
op minimaal gemiddeld 16 g CP/I te brengen.
Drie alternatieven worden beschreven, nl. het
geschiktmaken van de Grevelingensluis als
doorlaatmiddel, de bouw van een nieuw door
laatmiddel nabij de aansluiting van de Philips-
dam op de Grevelingendam en een combinatie
van beide mogelijkheden. De consequenties
van een eventuele keuze voor een zoet Grevelin
genmeer, te realiseren na 1986/1987, worden in
de analyse betrokken. Het onderwerp verkeert
nog in het stadium van de voorstudies, welke
nog niet tot een beslissing hebben geleid.
Een zoet meer kan, zoals gezegd, desgewenst
pas worden gerealiseerd na 1986/1987, wan
neer de sluiting van de Philips- en de Oester-
dam en de ontzilting van het Zoommeer hebben
plaatsgevonden. Bij de keuze van een zoet Gre
velingenmeer zal ten noorden van de Philips
dam een nieuwe schutsluis in de Grevelingen
dam moeten worden gebouwd. De tegenwoor
dige schutsluis zou door het ontbreken van een
zout/zoet bestrijdingssysteem namelijk een on
toelaatbare zoutbelasting opleveren op het dan
zoete Grevelingenmeer en een aanzienlijke
zoetbelasting op de Oosterschelde.
Wordt het Grevelingenmeer definitief zout, dan
kan het doorlaatmiddel in de Grevelingendam
in de eindsituatie tevens dienen voor het hand
haven van een voldoend hoog zoutgehalte in
het Zijpe/Krammer.
In het rapport van de Commissie Compartimen
tering Oosterschelde staat ter zake vermeld:
'Voor het handhaven van een hoog chloridege
halte in het gedempte getijdebekken is een
rondstroming vanuit of naar een zout Grevelin
genmeer gewenst'.
In mei 1977 heeft de regering de 'Nieuwe Inrich-
tingsschets Grevelingenbekken' vastgesteld,
geldig tot 1985. In de inrichtingsschets wordt
voor de betrokken periode uitgegaan van een
zout Grevelingenmeer waarin als hoofdbestem
mingen worden genoemd een natuur- en een
recreatiefunctie. De doelstelling bij de inrichting
van natuurgebieden is het behoud van alle aan
wezige of zich ontwikkelende natuurwaarden en
waar mogelijk en voor zover gewenst verhoging
266