3.
4.
5.
6.
M DE STORMVLOEDKERING
GEULEN AAN WEERSZ'JDEN VAN DE STORMVLOEDKERING
Fig. 3. 4, 5, 6. Vergelijking van
het verticale getij aan de bui-
ten- en de binnenzijde van de
stormvloedkering. Verloop van
het verval dientengevolge.
Gemiddelde snelheden in de
doorstroomopeningen
van de stormvloedkering en in
de geulen aan weerszijden
ervan.
moeten worden beschouwd voor de recreatie -
vaart, met name voor zeilschepen en scheper
met gering motorvermogen, die door de stro< >m
naar de stormvloedkering kunnen worden ge
voerd. De stroomsnelheden zijn hier hoog; bc -
vendien ligt de onderzijde van de betonnen b ;l-
ken op N.A.P. 1 m, zodat het onmogelijk is,
door de kering heen te varen. Evenals bij de u t-
wateringssluizen in het Haringvliet zal dan oo<
in de omgeving van de kering een vaar- en
zwemverbod moeten worden ingesteld. Verd 3r
kan worden gedacht aan het aanbrengen van
voorzieningen, vangkabels bijvoorbeeld, om n
moeilijkheden geraakte schepen, die naar de
stormvloedkering drijven, te kunnen opvang n
Bij de Haringvlietsluizen is daar reeds enige e r-
varing mee opgedaan.
Ook verder van de stormvloedkering in het O js-
terscheldebekken verandert de getijbewegin
286