1 he representatief zijn voor de situatie die men w e onderzoeken. De bodemsamenstelling in de efinitieve sleuf zal ten gevolge van verdich- tir smaatregelen in de ondergrond zeker an- de s zijn dan nu, enhet bodemoppervlak kan m behulp van nieuw baggermaterieel vlak ke afgewerkt worden. Het was echter van pri- m r belang op korte termijn een indruk te krij- gf over de hoeveelheid losgepakt materiaal di zich bij benadering in zo'n sleuf zal afzetten, er van de vorm die dit bodemmateriaal onder in oed van stromingen zal gaan aannemen. A ïgenomen mag worden dat het aanzandings- p? ces in een cunet met zandige bodem onge- vt r net zo zal verlopen als in een sleuf met een fijt korrelig funderingsbed. Ook de pakkings- di itheid van het afgezette materiaal kan in een pr efcunet met zandige bodem goed worden or -erzocht. Uiteindelijk bleek dat niet kon wor- 4-4- 1 z lcm UITSCHU RING PER DAG -Wlcrn AANZAN- DING PER DAG GEBIED UITSCHURING -0=0 Ocm TOT -0.5cm •O.OOcm TOT O 5cm INSTEEK- TALUD den volstaan met één proefsleuf, maar dat er vanwege onherleidbare verschillen in stromings toestand, op twee verschillende plaatsen een proefcunet moest worden gebaggerd. Van de drie stroomgeulen in de mond van de Oosterschelde vertonen er twee - de Hammen en vooral de Schaar van Roggenplaat - een rede lijke tweedimensionaal stromingsbeeld, zo is gebleken uit metingen in de natuur en in het hy draulisch model M 1000. De Roompot heeft een sterke driedimensionaal stromingsbeeld, het water stroomt daar met name in het noordelijk deel waarschijnlijk ten gevolge van afstroming van de platen Noordland en Neeltje Jans, als het ware scheef door de geul. Op grond van tussen 1973 en 1976 uitgevoerde sedimentconcentratiemetingen in de omgeving van het tracé kan geconcludeerd worden dat in de noordelijke geulen een ongeveer gelijke rela tie bestaat tussen stroomsnelheid en transport; in de Roompot is deze relatie echter geheel an ders. In de twee noordelijke geulen is de bodem aan weerszijde van het tracé van een bescher ming voorzien, terwijl dat in de Roompot slechts het geval is in het zuidelijk gedeelte. Bij de uiteindelijke uitbaggeringen van de cunetten zal de bodem aan weerszijden waarschijnlijk ook bezonken zijn. Een proefcunet in de noordelijke geulen geeft dus een beter beeld van de toekom stige situatie. Daar de twee noordelijke geulen onderling goed vergelijkbaar zijn wat betreft stro mingsbeeld, sedimenttransport en bodembe scherming, kunnen de resultaten van metingen in een proefcunet in één van deze geulen vertaald worden naar de omstandigheden in de andere. Uit praktische overwegingen is gekozen voor een proefcunet in de Schaar. Daar de invloed van driedimensionale effecten waarschijnlijk niet in '2 .0 ♦0 - -1 -t -2 - 2 -1 -2 3 .0 1 -0 -1 - 1 -1 O •1 .4 1 -3 - O •0 1 - 2 - 1 -1 2 2 -3 - 7 -4 8 -5 0 -0 - 1 -4 3 3 •3 •2 - 1 - 7 -5 -l -1 -0 0 '3 5 5 1 1 - 5 -5 -1 -0 0 4 -5 0 1 .1 - 4 -3 -0 .0 1 2 •3 1 1 -2 - 4 -2 -3 0 •0 ♦3 •3 •3 - 4 -0 1 1 1 1 -3 3 4 0 1 0 - 3 -1 -0 -0 O - 0 - 2 - 2 3 0 -1 - 2 -1 -0 0 7 1 -3 5 2 1 •0 -0 - -0 .0 1 - 2 2 -0 1 1 0 - O 0 .0 0 1 .0 0 1 1 .0 0 -0 -0 1 1 2 2 1 -0 0 0 - t -0 0 .0 0 1 0 0 •0 -0 .0 0 0 -0 -0 .O - O O 0 •0 ♦1= lcm UITSCHU RING PER DAG -l.lcm AANZAN- DING PER DAG GEBIED UITSCHURING -0=0Ocm TOT n TOT O.Scr Fig. 3 en 4. Gemiddelde aan- zanding en uitschuring in het proefcunet Schaar, gedurende een periode van 99 dagen; idem in het proefcunet Room pot, gedurende een periode van 134 dagen 293

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1978 | | pagina 19