g ensvlak kan worden ingesteld. Voorts een ti mei waarin zowel stationaire als cyclische s' oming evenwijdig aan het grensvlak kan wor- d n ingesteld. Ten slotte een opstelling van g endlagen in een cilinder waarin cyclische st oming loodrecht op het grensvlak gecombi- n erd kan worden met stationaire stroming e mwijdig aan het grensvlak. H t onderzoek in de eerste twee opstellingen is vi richt in het Waterloopkundig Laboratorium D Voorst; de proeven in de cilinder, een zoge- n ïmd triaxiaalapparaat, werden uitgevoerd in h Laboratorium voor Grondmechanica te Delft. D reeds eerder gememoreerde extreme cy- cl che belasting van het grensvlak tussen zand er funderingsbed stelt zeer zware eisen aan de fii jreigenschappen van het funderingsbed. Ge- w anlijk bestaat de onderste laag van een filter ui aen materiaal dat slechts enkele malen gro ve is dan het basismateriaal. In de Oosterschel- di ïond, waar de gemiddelde diameter van het za d 0,15 mm bedraagt, zou de diameter van de ee ste filterlaag dan bij voorbeeld een halve m moeten zijn. De stroomcondities in de Oos- te chelde zijn echter zo, dat materiaal van 0,5 m gemakkelijk door stroom en golven wordt ve plaatst. Om een goed filter te krijgen dat to r voldoende stabiel blijft, moet een gegra- de rd mengsel worden samengesteld, waarbij na st tamelijk fijn ook grover materiaal voor- ko it. Te vijl de fijnste korrels van het mengsel het za d van het bodemmateriaal tegenhouden, zo ,en de grofste voor de nodige stroombe- sti digheid; de maten daartussen zorgen er ve r dat de korrels elkaar vasthouden. De ndergrens van het mengsel, 0,3 mm, wordt be aald door de filtereisen; de bovengrens, 32 m; wordt gedicteerd door de benodigde stroombestendigheid in een situatie met twee dimensionale stroming, vóór de pijlers zijn ge plaatst, en door de benodigde filtereigenschap pen op het grensvlak van het funderingsbed en de uitvullaag er boven. De gradering van het mengsel tussen de onder en bovengrens is zo gekozen dat er zo weinig mogelijk poriën open blijven. Dit beïnvloedt zo wel de filterwerking als de interne stabiliteit gunstig. Bij stationaire stroming loodrecht op het grens vlak bleek het mengsel zowel intern stabiel als zanddicht te zijn voor verhangen groter dan 500%. Met andere woorden: bij een drukverschil van 5 meter waterkolom over een pakkethoogte van 1 meter worden alle korrels van het filter materiaal vastgehouden door de overige en treedt zandindringing niet op. Bij cyclische stro ming loodrecht op het grensvlak was het onver- dichte mengsel zanddicht tot verhangen van 100-175%, waarbij de richting van het verhang iedere 10 seconden eenmaal wisselde. We zien dus een aanzienlijk verschil tussen sta tionaire en cyclische omstandigheden. Dit kan verklaard worden uit het feit dat door het rela tief geringe verschil in afmeting tussen de zand korrels en de fijnste korrels van het filtermateri aal een verschijnsel ontstaat, dat we 'boogwer- king' noemen. Bij het instellen van een stati onair verhang worden alle vrijwel even grote zandkorrels ongeveer gelijkelijk belast door een stromingskracht. Ze komen daardoor gelijk tijdig in beweging door overschrijding van een bepaalde kritieke waarde van het verhang. Bij loodrecht omhoog gerichte stroming treedt dit op als de stroomkracht het eigen gewicht van de korrel overschrijdt. De korrels kunnen echter niet tegelijk de relatief nauwe poriën van het filtermateriaal binnen- 303

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1978 | | pagina 29