AANZETHELLING
BODEMBESCHERMING
- PRAKTISCHE VORM KUIL
I VOOR BEREKENING AANGE
NOMEN VORM KUIL
Te erwachten ontgrondings-
ku lan de benedenstroomse
zijc van de stormvloedkering
Ovi zicht van het Oosterschel-
dei odel in het Waterloopkun
dig tboratorium De Voorst
voi de bouwfase ontgrondingsonderzoek
wo ft verricht.
Bij et schematiseringsonderzoek wordt eerst
de voercoëfficiënt - zie voor dit begrip de bij
dra e in dit Bericht over de doorstroomopening
in c stormvloedkering - bepaald van een aan
tal irakteristieke secties van de stormvloedke-
rin' zowel voor diverse opbouwfasen als de
ein ase. De schaal 1:40, waarmee dit onder-
zoe verricht wordt, is nog wel zo groot dat het
mc el van pijler, drempel en dorpelbalk gelijk-
voi ïig is aan het werkelijke ontwerp. Bij deze
scf al zijn geen invloeden van de verkleining
op e afvoercoëfficiënt te verwachten. Bij de
set len in M1000 en M1001 zijn wel schaalin-
vlo den te verwachten; bovendien is de hori-
zor ale en verticale schaal in M1000 niet dezelf
de
Da om is de tweede fase van het schemati
se; gsonderzoek erop gericht om de model
set es op de schaal van MIOOOen M1001 zo'n
vo o te geven dat de afvoercoëfficiënt gelijk is
aan de coëfficiënt die in de eerste fase van het
onderzoek is bepaald.
In het detailmodel M1001 is over een bepaalde
lengte bodembescherming aangebracht. Door
het niveau van de bovenkant van de dorpel te
variëren en te kijken wat er dan gebeurt, wordt
getracht een zo gelijkmatig mogelijke snelheids
verdeling te creëren aan de rand van de bo
dembescherming; in die situatie is in eerste in
stantie ook de minste bodembescherming
vereist.
Bij de bepaling van dit niveau moet rekening
worden gehouden met eisen die volgen uit het
schuifontwerp en die betrekking hebben op de
constructiehoogte van de schuiven, de unifor
miteit van de schuiven, op de bewegingswerk
tuigen en dergelijke meer.
Door het turbulente karakter van het ontgron
dingsproces betekent echter een gelijkmatige
snelheidsverdeling aan de rand van de bodem
bescherming niet altijd dat ook de ontgrondin
gen gelijkmatig verdeeld zijn. Er ontstaat in het
algemeen een niet zo regelmatig ontgrondings
beeld met plaatselijk diepere ontgrondingskui-
len. Toch wordt eerst gezocht naar de gelijkma
tige snelheidsverdeling, omdat dit in het model
relatief snel kan gebeuren; er hoeft immers
niet 'ontgrond' te worden. Het ontgrondings
beeld wordt ook nog beïnvloed door het feit, dat
de ligging van de bovenkant van de dorpels een
compromis is, omdat een situatie die bij eb opti
maal is, dat niet per se ook hoeft te zijn bij vloed.
Wanneer de vorm van de stormvloedkering
eenmaal op de gewenste schaal bepaald is en
ook de waterbeweging aan de randen van mo
del Ml 001, kan het feitelijke ontgrondingson
derzoek beginnen.
Door op verschillende plaatsen en tijdstippen de
bodemligging op te nemen kan men voor diver-
307