Voor de werken die aan het toekomstige Zoom meer zijn gelegen, verandert er door de aanleg van de compartimenteringsdammen in 1985 zo veel aan de waterstaatkundige toestand, dat de noodzaak tot aanpassing onverminderd blijft bestaan. De belangrijkste aanpassingen betreffen daar de rivieren Mark en Dintel en de Roosendaal- sche en Steenbergsche Vliet. Bij het aanpassingsplan gaat men ervan uit dat de rivieren - onder normale omstandigheden - in open verbinding zullen staan met het Zoom meer, waar een nagenoeg vast peil zal heersen. De rivieren worden daarop aangepast. Een aanpassingsplan wordt pas opgesteld als de aanpassingsnoodzaak is gebleken en vastge steld. Bij havens volgt de noodzaak tot aanpassing meestal uit de vermindering van de vaardiepte door de lagere hoogwaterstanden of, zoals bi het Zoommeer, uit het geheel wegvallen van iet getij. Bij de vrij afwaterende polders ligt het a - ders. Die zouden als gevolg van de verhoogdf laagwaterstanden op de Oosterschelde of doc r het wegvallen van het getij op het Zoommeer na 1985, niet goed of helemaal niet meer kunr en lozen. Voor de Oosterschelde komt daar nog I ij dat bij sluiting van de stormvloedkering op stagnante perioden moet worden gerekend. e bestaande uitwateringssluizen van de polder; zullen moeten vervallen. Voor een aantal daa van komt een gemaal in de plaats; van enkele kleinere polders zal de afwatering gecombi neerd worden met die van aangrenzende geb e- den. Van de bestaande gemalen wordt ook or derzocht of daar problemen kunnen ontstaan Met name de mogelijkheid van gefixeerde ho je waterstanden op de Oosterschelde tijdens ste g- 11* 13 '12 17 -29 •26 43Ï 44 8* 16..30 *31 32 14. 15' •45 47.' .28 33 18 26 2 *41 5 1 4 •20 19 .35 21 9* *3 22 .34 10 40 39 .23 42* 38* 37* 24 27 •*46 49 •48 36 .25 *50 318

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1978 | | pagina 44