belangrijkste schakel bij de krachtenoverdracht naar de ondergrond. Dit is niet alleen zo wan neer de stormvloedkering voltooid is, maar ook tijdens de bouw. In die fase moeten alle stroom en golfkrachten op het funderingsbed worden overgedragen via twee oplegvlakken onder de voetplaat van elk 4 bij 45 m. Deze constructie kan een storm doorstaan met een kans van voorkomen van 1 gedurende de drie jaren van de bouw. Dit betekent dat de bewegingen van de pijler, vooral het indringen van de oplegvlak ken in het funderingsbed, dan nog binnen aan vaardbare grenzen blijven. Om de standzeker heid in deze fase te verhogen, wordt elke pijler zodra hij geplaatst is, gevuld met 5000 ton wa- terballast. Het zal duidelijk zijn dat aan de stijfheid en de wrijvingsweerstand van het materiaal van het funderingsbed hoge eisen worden gesteld. Het funderingsbed en het eronder liggende zand worden dan ook tot een diepte van 10 m ver dicht. Is de stormvloedkering gereed, dan vindt de krachtenoverdracht nog steeds voor het ver uit grootste deel plaats via de voetplaat. De belastingen zijn dan echter, wanneer de schui ven bij zware storm worden neergelaten, aan zienlijk hoger. Daarom is het nodig dat de voet plaat over zijn volle oppervlakte van 25 bij 50 m een goede aansluiting verkrijgt met het funde ringsbed. Nadatdedrempel is aangebracht, wordt de voetplaat dan ook volledig ondervuld met een zand-cement-mengsel. Of deze ondervulling voldoende schuifweer- stand biedt, is onderzocht in Schelphoek, met schuifproeven op grote schaal. Over een opper vlakte van 7 m2 werd de aansluiting op ware grootte nagebootst. De horizontale en verticale belastingen en spanningen werden eveneens op ware grootte aangebracht. Men leidde uit de proeven een wrijvingscoëfficiënt af van 0,7, vol doende om de standzekerheid van de pijlers te waarborgen. Tijdens de krachtenoverdracht van steeds wis selende golfbelastingen wordt niet alleen de grond belast, maar neemt ook het water tussen de korrels van funderingsbed en ondergrond een wisselende spanning op. De spanningswis selingen zijn in het funderingsbed anders dan in de ondergrond. Dat wordt veroorzaakt door ver schillen in stijfheid en doorlatendheid en door spanningsspreiding. Op het grensvlak van fun deringsbed en ondergrond ontstaat daardoor een verschil in waterspanning, en bijgevolg wis selende, cyclische verhangen in dat grensvlak. De filterconstructie van het funderingsbed dient bij deze relatief hoge verhangen te voorkomen dat de zandondergrond uitspoelt. Hoe die con structie precies moetzijn, is nog niet vastge- De waterstroom onder de drempel door wil de boden - bescherming van onderen opduwen steld. Er loopt ook nog een meer gedetailleerd onderzoek naar de grootte van deze verhangen Als de voetplaat het leeuwendeel van de krach tenoverdracht voor zijn rekening neemt, zal de overdracht tussen pijlerwand en drempel dus relatief klein zijn. Met betrekking tot het vaststel len van de afmetingen levert de grootte van de ze krachten dan ook geen probleem op. Bijzon dere aandacht eiste wel de mogelijke dwarsbe lasting op de pijler, dus de belasting evenwijdi aan de as van de stormvloedkering. Daarbij treedt een roterende beweging van de pijler o| waardoor de drempel een reactie-kracht kan gaan uitoefenen op de lange zijwand. Ook hiei speelt de stijfheid van de drempel een rol, voo - al van de bovenlaag. Er is ook gekeken of er door bewegingen van c e pijler geen spleten kunnen ontstaan tussen de drempel en de zijwanden. Daar bleek geen spra- 346

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 20