geleden. Er zijn echter aanwijzingen dat de
conditie van verschillende dieren niet meer
optimaal is: in deze minder zoute wateren zijn
de afmetingen vaak kleiner dan elders. In het
Grevelingenmeer kan niet gesproken worden
van echte eutrofiëring. De grotere helderheid
is er mede de oorzaak van, dat de zeegrasvel
den zich hebben kunnen uitbreiden tot grotere
diepten dan normaal, waardoor een geweldig
voedselgebied voorallerlei diersoorten isont-
staan.
Vanwege de visserij bestaat momenteel belang
stelling voor de produktie van oesterbroed in
het Grevelingenmeer, waarmee men hoopt de
stand van de Zeeuwse oester weer op een ho
ger peil te kunnen brengen.
Het systeem van Keeten-Kramer-Volkerak had
voor de aanleg van de Volkerakdam, die vol
tooid werd in 1970, een vrij sterke chloridege-
haltegradiént en sterke dagelijkse en jaarlijkse
schommelingen in het zoutgehalte, veroorzaakt
door het getij en door de fluctuaties in rivieraf-
voer. Vóór het leggen van deze dam heerste er
een zoutgradiënt van 0,3 tot 15 gram chloride
per liter. Er né verliep de gradiënt van 9 tot 15
gram. Als gevolg hiervan verdwenen de geïn
troduceerde zoetwatersoorten: de brakwater
fauna overleefde de ingreep, en zeer snel na de
voltooiing van de dam begon een mariene fau
na het gebied te koloniseren. Het hogere en sta
bielere zoutgehalte had uiteindelijk een verrij
king van de bodemfauna tot gevolg. Bij dit alles
dient de eveneens enigszins gewijzigde sedi
mentsamenstelling niet uit het oog te worden
verloren. Toch blijken steeds weer het zoutge
halte en de fluctuaties daarin op te treden als
bepalende factor voor de samenstelling en de
rijkdom van de levensgemeenschap. Het is ove
rigens ook een bekend feit dat juist door het leg
gen van de Volkerakdam ook in de Oosterschei
de het zoutgehalte is verhoogd en gestabili
seerd, en tevens dat de verontreiniging erdoor
is verminderd en de helderheid verhoogd.
Wateren die de Oosterschelde beïnvloeden
Het chloridegehalte van het kustwater is iets ht -
ger dan dat in de Oosterschelde en aanzienlijk
hoger dan dat in het Grevelingenmeer.
Meestal is het chloridegehalte van het kustwa
ter lager dan 19 gram per liter, en hoger dan 17
gram per liter. De fluctuatie houdt verband mei
het jaargetijde.
Uitschieters beneden 16 gram per liter kunnen
optreden, zij het veel minder frequent in de
mond van de Oosterschelde dan in het Brou-
wershavense Gat. Het chloridegehalte midden
op de Noordzee bedraagt 19 tot 20 gram per li
ter. De verzoeting die optreedt langs de kust is
het gevolg van de toevoer van zoet water door
de grote rivieren. Hierbij speelt de Rijn de be
langrijkste rol. Deze stroomt uit via de Nieuwe
Waterweg, en bij hoge afvoeren ook via de Ha
ringvlietsluizen.
De invloed van de Schelde is duidelijk geringe
Met behulp van wiskundige simulaties wordt
momenteel getracht vast te stellen hoeveel wt
ter uit de Westerschelde doordringt in de Oos
terschelde.
Andere oorzaken van verzoeting bevinden zicf
in het Oosterscheldebekken zelf; voornamelijk
de Volkeraksluizen en de Brabantse riviertjes ce
Mark en Dintel, Roosendaalse en Steenbergse
Vliet en Zoom. Naast neerslag en polderwa
terlozingen veroorzaken zij de grootste verzoe
ting in het Krammer/Volkerak. Bij de huidige
kleine spuidebieten van de Volkeraksluizen is Ie
362