lozingen een onregelmatige zoutbron. Tenslotte
komt er nog zout binnen met de kwel onder de
compartimenteringsdammen door. Door deze
gezamenlijke zoutbelasting zal het chloridege
halte op het Zoommeer tamelijk hoge gemid
delde waarden bereiken, van 0,3 tot 0,6 gram per
liter. In het zuidelijk deel van het Zoommeer zul
len de gehalten hoger zijn dan in het noordelijk
deel. Voor een zoetwaterlevensgemeenschap
en ten behoeve van de watervoorziening voor
land- en tuinbouw is dit gehalte aan de hoge
kant. Ook voor de eventuele aanleg van een
drinkwaterbekken, zoals in het Struktuurschema
Drink- en Industriewater is overwogen, is het
zoutgehalte van belang.
Door water in te laten uit het Haringvliet en el
ders eenzelfde hoeveelheid waterte lozen kan
men een doorspoeling verkrijgen, waardoor het
chloridegehalte kan worden verlaagd. De om
vang van de doorspoeling hangt af van de op
tredende zoutbelasting en het gewenste chlori
degehalte. Daarbij moet men wel bedenken dat
naarmate het doorspoeldebiet toeneemt, het
verlagende effect ervan op het chloridegehalte
afneemt, zodat doorspoeldebieten groter dan
100 150 m3/sec zelden nog een verlagend ef
fect hebben op het zout. Een nadeel van het
doorspoelen is, dat Rijn- en Maaswater wordt
toegevoerd met de daaraan verbonden belas
ting met nutriënten en toxische stoffen. Een bij
effect van de doorspoeling zal dan ook eutrofië
ring zijn, met als mogelijk gevolg algenbloei. Dit
kan een bedreiging voor de levensgemeen
schap in het water betekenen, omdat het hier -
in zoet water- naar alle waarschijnlijkheid om
blauwwieren zal gaan, die giftige eigenschap
pen kunnen hebben.
Maatregelen tegen deze bloei zijn er wel: biolo
gische bestrijding - met plankton etende vissen
bijvoorbeeld -, defosfatering van belastend wa
ter of versterkte doorspoeling via het aan te leg
gen spuikanaal naar de Westerschelde. Ook kan
men zich voorstellen, dat via subcompartimen
tering, net als door de omkading van het
Markiezaat van Bergen op Zoom, de water-
kwaliteitalthans plaatselijk beter iste beheersen.
Vanouds is de waterkwaliteit en met name het
zoutgehalte van de Westerschelde afhankelijk
geweest van de Schelde-afvoer. In de perioden
van grote afvoeren wordt de zoutgrens zee
waarts gedrongen: bij geringe afvoeren be
weegt hij zich landinwaarts. De voor het milieu
van de Westerschelde zo belangrijke grens van
13 gram zout per liter ligt bij een gemiddelde
afvoer van de Schelde tussen Terneuzen en
Ossenisse. De gemiddelde Schelde-afvoer be
draagt benedenstrooms van Antwerpen 70
m3/sec.
Na de vorming van het Zoommeer zal door het
zout/zoet scheidingssysteem van de Kreekrak-
sluizen per seconde gemiddeld 20 m3 zoet water
via de Schelde-Rijnverbinding naar het Ant
werpse havenbekken stromen. Van daaruit zal
het worden geloosd op de rivier de Schelde. De
afvoer van de Schelde neemt daardoor in feite
toe met 20 m3/sec.
In 1985 zal het spuikanaal van het Zoommeer bij
Bath uitmonden op de Westerschelde, die daar
door periodiek naast de Schelde-afvoer een ex
tra hoeveelheid zoet water ontvangt. De water
kwaliteit en vooral het chloridegehalte zal daar
door worden beïnvloed, naarmate het lozings-
debiet toeneemt.
De omvang van het lozingsdebiet is afhankelijk
van de heersende en de gewenste waterkwali
teit op het Zoommeer en van de grootte van de
wateroverlast.
Door de lozingen van zoet water op de Wester
schelde zal de zoutgradiënt in dit estuarium eer
ander verloop krijgen. In de omgeving van Batf
waar de lozingen zullen plaatsvinden, zal de da
ling van het chloridegehalte het grootst zijn; on
der gemiddelde omstandigheden kan ze 1 a 2
gram per liter bedragen. In zeewaartse richting
zal de daling afnemen; zo bedraagt de ver
mindering ter hoogte van Terneuzen nog maar
0,4 a 0,9 gram per liter, waardoor de grens van
13 gram zout per liter ongeveer ter hoogte van
Terneuzen komt te liggen. In de wintermaande;
zal deze grens door de dan optredende Schelde -
afvoeren - het gemiddelde is dan 100 m3/sec -
in zeewaartse richting verschuiven over een af
stand van enkele kilometers.
Een en ander zal invloed kunnen hebben op de
levensgemeenschap. De Westerschelde is reeds
thans een estuarium met een gradiënt in de ge
halten van chloride en andere stoffen.
De levensgemeenschap in de buurt van de toe
komstige uitmonding van het spuikanaal is mir -
der rijk in diversiteit dan die in de monding.
Hierbij speelt de vervuilingsgraad een rol, naas
het feit, dat het zoutgehalte in de monding een
hoger niveau heeft, met minder schommelin
gen. De levensgemeenschap nabij de uitmon
ding van het spuikanaal zal daardoor relatief
minderte lijden hebben, dan die in de mond
van de Westerschelde. Afgezien van het chlo-
ridegehaltezal het water dat vanuit hetZoom-
meer op de Westerschelde wordt geloosd van
nagenoeg dezelfde kwaliteit zijn als dat in het
Haringvliet. De waterkwaliteit van de Wester
schelde in de omgeving van Bath is in alle
opzichten slechter, zodat er geen ongunstige
invloed van het spui water iste verwachten.
Indien echter de algengroei in het Zoommeer
sterk toeneemt, bestaat de kans dat door
lozing van algen en de biologische afbraak van
368