te ichelde. Door de schutsluizen te voorzien va een systeem om zout en zoet water te schei- de worden beide belastingen aanzienlijk gere de eerd. Uit resultaten van modelproeven blijkt da via de beide duwvaartsluizen in de Philips- da n per seconde toch nog 13,5 m3 zoet water op de Oosterschelde wordt geloosd, en via de ja itsluis in de Philipsdam nog eens 0,4 m3. Bij de duwvaartsluizen is in het zout-zoet schei- dii jssysteem de mogelijkheid opgenomen een ge eelte van het afstromende zoete schutwater tei g te voeren naar het Zoommeer. De zoetwa- tei selasting zal daardoor gereduceerd kunnen wc den tot 7 m3 per seconde. De zoetbelasting op de voor het milieu en de visserij zo belangrij ke om van de Oosterschelde zal tamelijk be- pe ct blijven omdat in de Oesterdam een sc aepvaartsluis wordt gebouwd met kleinere af etingen dan de sluizen in de Philipsdam. De uit isseling van zout en zoet water zal daardoor al onzienlijk worden verminderd. Daarnaast zal he zout-zoet scheidingssysteem zo worden uit- ge oerd dat het grootste deel van het zoete sc jtwater weer wordt teruggevoerd naar het Zo mmeer. De oetwaterbelasting die deze sluis op de Oos- tei chelde veroorzaakt, zal waarschijnlijk min de zijn dan 0,2 m3 per seconde. Bi Ie verbetering van het Kanaal door Zuid-Be- ve nd zal de sluis bij Wemeldinge komen te ve allen, zodat de getijbeweging van de Oos- te chelde op het Kanaal doordringt. Door het fa; -verschil van het getij en het dichtheidsver- sc I van het water van Ooster- en Westerschel- de al de resulterende stroom noordwaarts ge- ric tzijn. Het resulterende debiet zal niet meer dc 7 m3/sec bedragen, hetgeen overeenkomt m een zoetwaterbelasting van 5 m3/sec. De to- ta' hoeveelheid op de Oosterschelde aange- vo rd water bedraagt nu in een normaal jaar 50 m ree, overeenkomend met een zoetwaterbe las ng van 44 m3/sec. In droge perioden wordt alt d nog 25 m3/sec zoet water aangevoerd. In na e perioden bedraagt de totale aanvoer 112 m" sec, hetgeen overeenkomt met een zoetwa- ter elasting van 96 m3/sec. Dc r de compartimentering en de toepassing va geavanceerde zout-zoetscheidingssyste- m wordt de zoetwaterbelasting op de Ooster se ;lde wel belangrijk anders (fig. 4). Zo zal in ee normaal jaar de totale zoetwaterbelasting 22 i3/sec bedragen. In droge perioden zal dat da ntot 18 m3/sec, in natte perioden kan een sti ng tot 54 m3/sec voorkomen. De zoetwa ter elasting zal dus ten opzichte van de tegen- wc rdige aanmerkelijk dalen. Wel vindt in de toe omst de zoetwaterlozing meer direct op de Oc terschelde plaats, omdat in de huidige sit atie het Volkeraken Krammer als overgangs- zonefunctioneren; indetoekomstigesituatie blijft dit tot het Zijpe beperkt. Menging van zoet water in een zout estuarium De menging van zout en zoet water in een estu arium wordt voornamelijk beheerst door de ge tijbeweging, de geometrie van het estuarium en de toevoer van zoet water. Om inzicht te krijgen in de mengingsmechanismen en het resultaat daarvan voor de Oosterschelde, staan verschil lende middelen ter beschikking: natuurmetin- gen, simulatieproeven met hydraulische of wis kundige modellen en principe-onderzoek. Een belangrijk deel van het gezochte inzicht in de invloed van de toevoer van zoet water op de menging kan voor de huidige situatie verkregen worden uit natuurwaarnemingen. Voor het be studeren van de invloed van toekomstige wijzi gingen in de getijparameters en de geometrie is men in sterke mate aangewezen op model- of principe-onderzoek. Bij modelonderzoek wor den die situaties, waarover men informatie wil verkrijgen zo gedetailleerd mogelijk nage bootst. Maar modelonderzoek heeft zijn beper kingen. Bij het hydraulische model M1000 ligt de beperking voornamelijk in het feit dat er geen proeven gedaan kunnen worden met zout water, zodat menging ten gevolge van dicht- heidsverschillen niet kan worden nagebootst. Bij het wiskundige model Randdelta II ligt een belangrijke beperking in het feit dat de werke lijkheid niet voldoende gedetailleerd kan wor den weergegeven, vooral niet omdat van alle grootheden, zoals snelheid en concentratie, al leen de over de diepte gemiddelde waarde in het model kan worden ingevoerd. Bij principe-onderzoek wordt getracht de werke lijkheid zo te vereenvoudigen, dat alleen de meest werkelijke kenmerken overblijven. Ook dit onderzoek kan uitgevoerd worden aan de hand van zowel hydraulische als wiskundige model len. De resultaten van het principe-onderzoek hebben over het algemeen een meer kwantita tief karakter. De huidige prognoses voor de zoutverdeling in de Oosterschelde tijdens en na de aanleg van de stormvloedkering en van de compartimeteringsdammen zijn voornamelijk op principe-onderzoek gebaseerd. Dit is gedaan door afzonderlijk de processen te bestuderen waarvan men veronderstelt dat ze de belangrijk ste rol spelen bij de menging van zout en zoet water in het Oosterscheldebekken en door na te gaan hoe deze processen beïnvloed worden door verandering in de getijparameters en de vorm van het bekken. Uit het onderzoek blijkt dat het chloridegehalte in de Oosterschelde - bij gelijkblijvende toevoer van zoet water-ten gevolge van de comparti- 371

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 45