dat bekken bij aanhoudend terugwinnen zelfs zeer hoge waarden kunnen bereiken. Uit het oogpunt van kwaliteitsbeheer is dat natuurlijk ongewenst. Om dit te beperken zal het Zoommeer met wa ter vanuit het Haringvliet moeten worden door gespoeld. In een droge periode is hiervoor geen water beschikbaar. In langdurig droge perioden mag het middel van terugwinning dan ook niet worden toegepast. Dan zal via de Volkerakin- laatsluizen water moeten worden ingelaten om te voldoen aan de vraag van zoet water voor de landbouw en ook om het verbruik van de schutsluizen en de verdamping te compense ren. In het tweede geval zal naar alle waar schijnlijkheid voldoende doorspoelwater kun nen worden ingelaten, waarmee het chloridege halte van het Zoommeer kan worden verlaagd. Met het doorspoelwater zal echter een aanzien lijke hoeveelheid verontreiniging op het Zoom meer worden gebracht. Het chloridegehalte en eventueel het chlorofylgehalte worden dan we - iswaar verbeterd, doch andere kwaliteitspara meters kunnen er ongunstig door worden beïn vloed. Doordat het doorspoelwater geloosd wordt op de Westerschelde zal het zoutgehalte in dat estuarium eveneens negatief worden beïnvloed, temeer daar de doorspoeling in zuil e gevallen grote debieten omvat. Uit dit alles blijkt dat bij de afweging of men al of niet zoet water wil terugwinnen, niet alleen de Oosterschelde en het Zoommeer, maar ook de Westerschelde betrokken dient te worden. Uit het voorgaande mag duidelijk zijn waarom een polderlozing soms als ongewenst wordt be schouwd. Bij het oorspronkelijke Deltaplan, waarbij alle getijstromen, behalve de Wester schelde en de Nieuwe Waterweg, zouden wor- ZOET WATER BRAKWATER ZEEWATER HYPERSALIEN WATER ..BRINE" WATER 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 CHL0RINITE1T CJboCI") „BRIENE SPECIES" HYPERSALIENE SOORTEN MARIENE SOORTEN Fig. 5. De kromme van Remane den afgesloten en verzoet, vormde het uitgesl. - gen brakke polderwater een belasting. In ver band daarmee is ter gelegenheid van een ruil verkavelingsplan al een gemaal van de Ooster schelde naar de Westerschelde verplaatst. Voi>r de Oosterschelde -toen: het toekomstige Zeeuwse Meer-werd daarmee een belangrijke belastingsbron geëlimineerd. Op het Veerse Meer zijn de polderlozingen echter nu nog eer belangrijke oorzaak van het instabiele en brak e milieu. Bij het Grevelingenmeer is de oppervlt k- te van de erop afwaterende poiders relatief klein. Daardoor speelt dit probleem daar in mi 1- dere mate. Bij het Zoommeer verkrijgt men vci- gens berekeningen een aanwijsbare verbete ring van het zoutgehalte als sommige polderw a- terlozingen ervan worden afgeleid. Voor de Oosterschelde geldt dat problemen zi :h het eerst zullen manifesteren in de achterste c e- 374

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 48