t p ontwikkeling van een stabiele oeverlevens-
ameenschap echter klein. Daarnaast bestaat
c s kans dat door het opzetten van het peil in het
oorjaar broedgebieden worden overspoeld. De
ariant 'hoog winterpei l/laag zomerpeil' biedt
oede perspectieven voor de ontwikkeling van
c e levensgemeenschap op de oevers en in het
ater: er kan een visueel aantrekkelijk land-
jhap ontstaan. Wel zal de bij het hogere win
terpeil behorende oeververdediging in de zo-
i ïermaanden baders en zwemmers hinderen,
it waterhuishoudkundig oogpunt moet een
oog winterpeil negatief beoordeeld worden,
•ndat het waterbergend vermogen verminderd
ordt in de periode dat de zijdelingse aanvoer
oor polderwaterlozingen en de Brabantse ri-
eren juist het grootst is.
Is gevolg van het lage zomerpeil zal de water-
oorziening van het omliggend gebied
zomers worden bemoeilijkt, juist wanneer
aar behoefte aan water is.
et alternatief vast peil is uit een oogpunt van
aterhuishouding zeer goed aanvaardbaar,
ïits het peil omstreeks N.A.P. ligt. Dit in ver
and met de natuurlijke lozing van de Brabantse
vieren. In dat geval is zowel de afwatering als
de watervoorziening van het omringende ge
bied veilig gesteld. Ook voor de inrichting van
de oevers voor de recreatie biedt een vast peil
goede mogelijkheden.
Milieukundig is dit alternatief in principe minder
aantrekkelijk omdat het een minder natuurlijke
situatie is. Toch zijn er goede mogelijkheden
voor de ontwikkeling van stabiele oever- en
aquatische levensgemeenschappen.
Daarvoor is het wel noodzakelijk dat de peilvari-
aties als gevolg van het beheer beperkt in om
vang blijven en van korte duur.
Op grond van de analyse blijkt een vast streef-
peil voor het Zoommeer dus de voorkeur te
hebben.
Vervolgens is onderzocht of er bij een vast peil
alternatieven zijn voor het peil van N.A.P. Daar
bij is bezien wat de effecten zijn op de diverse
belangen.
Het blijkt in elk geval dat het streefpeil moet lig
gen tussen N.A.P. -0,25 m en N.A.P. +0,25 m.
Een peilsysteem met een zomer- en winterpeil
zal ook binnen deze waterstanden moet liggen.
Het definitieve streefpeil en het peilsysteem zul
len nader vastgesteld moeten worden aan de
hand van verdere studie en/of praktijkervaring.
379