Jok.
F 3.2. Trillichaam
.1. Lengte-en dwarsdoor-
s ede van hetverdichtingsschip
r etviertrillichamen
vert bij een frequentie van 25 Hz. Binnendoor de
holle buis van de trilnaalden lopen water- en
luchtleidingen naar beneden. Bij de punt van el
ke naald zitten spuitopeningen - zogenaamde
'jets' - waardoor water onder hoge druk kan
worden uitgespoten, dat de grond voor de
naaldpunt wegspoelt. Dit vergemakkelijkt het
doordringen van de naald zelf.
Men begint met verdichten op het diepste punt.
De vibratoren brengen de naaldpunt en de daar
aan bevestigde vinnen in trilling, waardoor de
omgevende bodemmassa tot grotere dichtheid
wordt gebracht. Dit duurt net zolang tot de ver
langde dichtheid is bereikt. Aangezien de naald
in compacte grond moeilijker trilt dan in losse,
kan de mate van verdichting worden afgelezen
uit het opgenomen motorvermogen dat nodig
is om de naald te laten trillen. Is de grond op het
laagste niveau voldoende verdicht, dan wordt
de triInaald 1 m opgehesen, en begint het ver
dichten opnieuw. De trekkracht die nodig is om
de trilnaalden al trillend 1 m omhoog te trekken,
kan soms aanzienlijk zijn. Uit proeven is geble
ken dat de heflier maximaal 120 ton moet kun
nen trekken - inclusief het gewicht van de tril-
naald, 40 to n-om zonder veel storing te kun
nen werken. Is dit nog niet genoeg, dan kunnen
de jets de naald losspuiten. Waar dat gebeurt, is
het effect van het trillen evenwel teniet gedaan,
en moet het verdichten van voren af aan wor
den begonnen.
Het verdichtingsschip bestaat uit een hoofdpon
ton en loskoppelbare zijpontons. Het lichaam
van het hele vaartuig heeft de volgende afme
tingen: lengte x breedte x holte 68,25 x 32,90 x
5,50 m. De diepgang is 2,20 m.
Zonder de zijpontons is het scheepslichaam niet
breder dan 18,90 m. De deelbaarheid van de
ponton maakt het mogelijk dat het verdichtings
schip door de binnenwateren van de buitenzijde
van de kering terugvaart naar de binnenzijde,
wanneer doorvaart door de kering zelf straks
niet meer mogelijk is. Het zal dan zijn weg kie
zen door het Veerse Meer en het Kanaal door
Walcheren, de enige route waar geen beperkin
gen gelden voor wat betreft de doorvaarthoogte.
Voor een schip als dit, waarvan het hoogste
punt van het portaal 55 m uitsteekt boven de
waterspiegel, zijn niet alleen bruggen of sluizen
met beperkte doorvaarthoogte, maar kunnen
ook bepaalde hoogspanningsleidingen over de
vaarroute een onoverkomelijk beletsel vormen.
Op grond daarvan moest worden afgezien van
de wat bredere waterwegen als de Schelde-
Rijnverbinding of de route door de Volkerak-
sluizen.
De middenponton van het verdichtingsschip be
vat een beun van vijf bij veertig meter waar
doorheen de vier naalden en de twee spudpalen
389