T
hat Volkerak verschilt, kan op afzienbare termijn
inzicht verkregen worden in gevolge van tijdelij
ke onderschrijdingen van de zoutnorm.
Bij prognoses van het zoutgehalte met behulp
van wiskundige of hydraulische modellen kan
dan volstaan worden met een nauwkeurigheid
d e van dezelfde orde van grootte is als de mar
ge in de normstelling.
Ce zout/zoet-problematiek van de Oosterschel-
da staat niet op zichzelf. Via de Philipsdam- en
Cesterdamsluizen vindt uitwisseling plaats tus-
san Oosterschelde en Zoommeer. Het Zoom
meer beïnvloedt de Westerschelde via de Kreek-
raksluizen en het zogenoemde lozingsmiddel
Zoommeer. De Westerschelde beïnvloedt de
Costerschelde via het sluizencomplex te Hans-
v eert en het - straks aan te passen - Kanaal
door Zuid-Beveland. Tenslotte wordt de Ooster-
s ;helde ook beïnvloed door het Rijnwater en in
mindere mate het Scheldewater dat langs de
kust wordt aangevoerd. Ook is het beheer van
het Zoommeer en de Philipsdam- en Kreekrak-
sluizen afhankelijk van de landelijke watervoor
ziening. De belangrijkste relaties tussen Ooster
schelde, Zoommeer en Westerschelde zijn aan
gegeven in de figuren 1 en 2. Uitgebreid worden
ze besproken in de vorige aflevering van deze
Berichten.
De onderlinge beïnvloeding van Oosterschelde,
Zoommeer en Westerschelde via Philipsdam-
en Kreekraksluizen is echter ook geen vast ge
geven. Deze sluizen zijn immers uitgerust met
een bestuurbaar zout/zoet-scheidingssysteem,
waarmee men bijvoorbeeld de invloed van het
Zoommeer op de Oosterschelde kan verkleinen;
onvermijdelijk neemt dan echter de invloed van
de Oosterschelde op het Zoommeer toe. Anders
gezegd, wanneer er minder zoet water via de
411
I