de totale lozingscapaciteit van het Zoommeer gen voor het rekenwerk zijn dat het Markiezaat
bepaald worden. van Bergen op Zoom is omkaad en dat het zout-
Waterbezwaar op het Zoommeer met een overschrijdingsfrequentie van 1/1000 per jaar voor perio-
dentot 10dagen.
Aantal dagen 1 3 5 7 10
Waterbezwaar in m3/sec. gemiddeld
over beschouwde periode 267 206 177 159 145
Bij een streefpeil van N.A.P. is op het Zoom
meer een kortstondig waterbergend vermogen
aanwezig van 31 000 000 m3.
De afvoer van het waterbezwaar moet mogelijk
zijn via het lozingsmiddel, natuurlijk in combina
tie met het permanente zoetwaterverbruik van
de Oesterdamsluis, de Philipsdam- en de Kreek-
raksluizen.
Uitgaande van N.A.P. als streefpeil, een maxi
mum peil van N.A.P. 0,50 m en het in de tabel
vermelde waterbezwaar is de benodigde capa
citeitvan het lozingsmiddel op ruim 80 m3/sec.
berekend.
Ondanks hetgebruik van zout/zoetscheidings-
systemen bij de schutsluizen is het Zoommeer
niet vrij van zoutbezwaar. Behalve het in de tijd
vrijwel onveranderlijke zoutbezwaar van de
schutsluizen komen er op het meer schoksge
wijs zoutlasten voor in de vorm van lozingen van
brak polderwater. Ook deze zoutlasten verhogen
het zoutgehalte op het meer. Om dat gehalte te
verlagen kan het meerwater behalve met de
altijd aanwezige initiële doorspoeling nog wor
den doorgespoeld door via de Volkerakinlaat-
siuis water met een lagerzoutgehalte in te laten
en nagenoeg gelijktijdig water van het Zoom
meer via een lozingsmiddel naar de Wester-
schelde af te voeren. Dit heet 'extra door
spoeling'.
Om inzicht te verkrijgen in de zoutgehalten die
op het Zoommeer moeten worden verwacht zijn
berekeningen uitgevoerd met gegevens inzake
neerslag, rivierafvoer, het zoutgehalte van het
polderwater, enzovoort afkomstig uit de perio
de 1933 t/m 1974.
Het Zoommeer is daarbij in 3 vakken verdeeld;
vak 1 komt overeen met het Volkerak; vak 2
met het Krammer, en vak 3 omvat de Eendracht
en het zuidelijk gedeelte van het Zoommeer.
Bij de berekeningen is ervan uitgegaan dat er
volledige menging plaatsvindt en dat er vol
doende water kan worden ingelaten via de Vol-
kerakinlaatsluis. Voorts is aangenomen dat de
huidige situering van de polderwaterlozingen
gehandhaafd blijft, en dat er bij de Philipsdam-
sluizen en bij de Kreekraksluizen twee duwvaart-
sluizen aanwezig zijn. Verdere veronderstellin
gehalte van het inlaatwater afhankelijk is van de
afvoer van de Rijn en de Maas.
In de grafieken van figuur 3 zijn voor de ver
schillende vakken het verloop van het maxima
le, het gemiddelde en het mini ma Ie zoutgehalte
weergegeven als functie van een continu extra
doorspoeldebiet in een situatie zonder terug
winnen en een als maximaal veronderstelde
zoutbelasting via de schutsluizen.
Uit de grafieken kan worden afgeleid dat in vak
1 het gemiddeld zoutgehalte varieert van
150-200 mg/l, en dat dit nauwelijks beïnvloed
wordt door het extra doorspoeldebiet. Extra
doorspoeling kan hier zelfs een enigzins verho
gend effect hebben, vanwege het zoutgehalte
van het inlaatwater. Bedacht moet worden dat
bij de berekeningen is aangenomen dat de in
vloed van de zoutbelasting op vak 2 en 3 zich
niet uitstrekt tot vak 1Onder invloed van de
wind kan echter in werkelijkheid wel uitwisse
ling plaatsvinden, zodat het zoutgehalte in vak 1
ook beïnvloed wordt door de zoutbelasting via
de schutsluizen.
Voor vak 2 kan worden afgelezen dat het zout
gehalte een duidelijke daling ondergaat bij extra
doorspoeldebieten tot 50 m3/sec. De grafiek laat
zien dat met grotere doorspoeldebieten vrijwel
geen verdere verlaging kan worden verkregen.
Het zoutgehalte in vak 3 staat onder invloed van
de zoutbelasting op vak 2 en de zoutlast via de
Kreekraksluizen en de Oesterdamsluis. Door
middel van extra doorspoeling kan het zoutge
halte in dit vak aanmerkelijk worden verlaagd.
Ook hier blijkt echter het afnemend effect bij
een toenemend extra doorspoeldebiet, vooral
in het voorjaar en de zomer. Extra doorspoelde
bieten groter dan 100 m3/sec. hebben, gezien
het verloop van de krommen, een verlagende
invloed van slechts beperkte omvang.
In droge perioden bestaat de mogelijkheid dat
er geen water beschikbaar is voor extra door
spoeling. Wanneer er grote watertekorten op
treden bestaat de mogelijkheid ten behoeve van
peil hand having op het Zoommeer zoet water te
rug te winnen bij de schutsluizen. De wenselijk
heid van zo'n ingreep moet in verband met de
verdere consequenties nog worden onderzocht.
463