De zoutgehalten op het Zoommeer zullen door
terugwinnen stijgen, en in zeer extreme ge
vallen oplopen tot 1000 a 1500 mg/l in vak 2.
Een grote lozingscapaciteit biedt de mogelijk
heid om het zoutgehalte van het meer na een
droge periode door versterkt doorspoelen snel Ier
omlaag te brengen. Dit resultaat kan ook wel be
reikt worden met minder sterke doorspoeling,
mits men een tijdelijke peilverlaging acceptabel
vindt. Geheel anders is de situatie wanneer zoet
water wordt teruggewonnen ter beperking van
de zoetwaterbelasting op de Oosterschelde. Dit
is nodig wanneer het zoutgehalte van het kust
water onder invloed van onder andere lozingen
via de Haringvlietsluizen zo ver gedaald is dat
het zoutgehalte van de Oosterschelde de ge
wenste waarde gaat onderschrijden. In dat ge
val vindt het zoutlastverhogende terugwinnen
alleen plaats bij de Philipsdamsluizen en de
Oesterdamsluis. Verwacht mag worden dat er
dan voldoende water beschikbaar is voor extra
doorspoeling.
Tenslotte, om het gehalte aan toxische stoffen
zolaag mogelijk te houden, is een zo klein moge
lijke doorspoeling en een zo gering mogelijke
inlaat van water uit het Hollands Diep gewenst.
Op het grootste deel van het Volkerak wordt een
redelijk laag zoutgehalte en daarmede een goed
functionerend ecosysteem verwacht. Het zout
gehalte wordt hier niet of nauwelijks beïnvloed
doorterugwinning bij de Philipsdamsluizen of
door extra doorspoeling. Bij terugwinning zal
nabij de Philipsdamsluizen met behulp van een
extra doorspoeling van 100 a 150 m3/sec. een
redelijk ecosysteem kunnen worden bereikt. In
het zuidelijk deel van het Zoommeer echter zal bij
terugwinning bij de Philipsdamsluizen een
soorten-arm ecosysteem ontstaan. Extra door
spoeling met grote debieten heeft daarop nog
wel enig positief effect. Extra doorspoeldebieten
van 100 tot 150 m3/sec. reduceren de mogelijk
heid van het optreden van algenbloei.
Het doorspoelen heeft een verzoetend effect op
de Westerschelde. Wanneer er voor continue
doorspoeling gekozen wordt, bestaat er een
kans dat het mariene district ter hoogte van de
Hooge Platen op de Westerschelde bij de alter
natieven 3 en 4 gedeeltelijk verdwijnt. Spoelt
men het Zoommeer door om algenbloei tegen te
gaan, dan betekent dat wel dat men kiest voor
topafvoeren op de Westerschelde in de zomer,
met het gevolg dat er juist in het groeiseizoen
grote variaties van het zoutgehalte optreden.
Een zorgvuldig beheer van het lozingsmiddel is
dus vereist vanwege de invloed die de lozings-
debieten hebbenophet aquatisch milieu van de
Westerschelde. De belangen van het Zoommeer,
de Oosterschelde en de Westerschelde zullen
hierbij steedstegen elkaarafgewogen moeten
464
Fig. 2. Het spuikanaal voor het
lozingsmiddel, volgens de
alternatieven Si en Sz.
S2 wordt gekozen.
Fig. 3. Zoutgehalten op het
Zoommeer als functie van een
extra doorspoeldebiet, dat niet
dient ter compensatie van de
schutverliezen
worden. Niet zozeer de capaciteit, maar vooral
het beheer van het lozingsmiddel is dus be
palend voor de invloed die het zal hebben op
het aquatisch milieu van de Westerschelde.
Een grote capaciteit geeft echter ruimere be-
heersmogelijkheden.
Lozing vanuit het Zoommeer zal het gebied
waar het zoete water het zoute water ontmoet,
in westelijke richting verplaatsen. Het ligt nu ge
woonlijk ter hoogte van Antwerpen. Dit is ook
de zone waar het slib tot grotere deeltjes sa-
menvlokt, waardoor het eerder bezinkt. Ver
wacht wordt dat de lozing vanuit het Zoommeer
de sedimentatie in het oostelijke gedeelte van
de Westerschelde zal doen toenemen in gebie
den met lage stroomsnelheden, zoals haven
kommen. In de vaargeul wordt geen aanwijsba
re vergroting van de slibsedimentatie verwacht.
Komt er een bochtafsnijding bij Bath, dan zal bij