welen ontwikkelen. In Nederland komen zich
spontaan ontwikkelende bossen nauwelijks
voor, zodat er in dit gebied zeker ruimte voor
moet worden gelaten. Bovendien is 'niets doen'
een zeer goedkope beheersmaatregel.
Het gebied heeft echter veel meer mogelijkhe
den dan alleen spontane bosontwikkeling. Een
groot deel van de floristische rijkdom van Ne
derland is ontstaan op door de mens intensief
gebruikte vochtige hooi- en weilanden, waar
overwegend afvoer van minerale stoffen plaats
vond. Op de zo ontstane voedselarme graslan
den, de zogenaamde blauwgraslanden, ontwik
kelden zich buitengewoon soortenrijke vegeta
ties. Sedert de uitvinding van de kunstmest is
het areaal van dit soort graslanden in een snel
tempo achteruitgegaan, zodat er nu geen 100 ha
meer over is. Een ander type vochtige voedsel
arme graslanden komt voor in de duinvalleien.
Ook hiervan is het areaal sterk afgenomen, voor
al door daling van de grondwaterstand in de
duinen als gevolg van drinkwateronttrekking en
bebossing. Door de sterke achteruitgang van
deze milieutypes is een groot deel van de Ne
derlandse flora zeer zeldzaam geworden. Elke
mogelijkheid om het areaal ervan uit te breiden
zou dan ook in principe met beide handen moe
ten worden aangegrepen. In het oude land zijn
hier weinig mogelijkheden toe, omdat de rand-
nvloeden vanuit het omringende cultuurland
vaak te sterk zijn. In de nieuwe gebieden zoals
de Grevelingen en ook het Lauwersmeer, zijn
hiervoor echter goede mogelijkheden. Bij spon
tane ontwikkeling zullen deze vegetaties zich
ook vestigen, maarditzal dan slechts fragmen-
air en van korte duur zijn, omdat ze een tussen
stadium in de successie vormen, en vrij snel op
gevolgd zullen worden door struwelen en bos
sen. Daarom zal, om dergelijke vegetaties te be
touden, een gericht beheer nodig zijn. Te den-
;en valt aan een beheer dat overeenkomsten
teeft met het traditionele boerenbedrijf, waarbij
delen van het gebied jaarlijks worden gemaaid
n andere delen extensief worden beweid, al
dan niet met verschillende soorten vee.
481