It 1 H 4 Bij hefschuiven zijn er in principe twee mogelijk heden om de belasting op de schuiven over te dragen naar de pijlers: door middel van loop wielen of door middel van glijdvlakken. Vanwe ge de hoge belastingen die tijdens het sluiten op de schuiven worden uitgeoefend en de be perkte ruimte voor de schuifsponning in de pij ler, is het bij de stormvloedkering niet mogelijk om de schuiven uit te voeren met loopwielen. De keus valt dus op het alternatief: glijdvlakken. Teneinde de krachten die nodig zijn om de schuiven met glijdopleggingen te kunnen bewe gen, te beperken, moet voor de schuifgeleidin- gen op de pijlers en het glijdvlak op de schuiven een materiaalcombinatie worden gekozen met een lage wrijvingscoëfficiënt. Materialen die in aanmerking komen om te worden toegepast zijn: aluminiumbrons dan wel een roestvaste staalsoort voor de schuifgeleidingen op de pij- ONDERKANT BOVENBALK -1 00 *1.20 BOVENKANT DORPELBALK Bovenkant Schuifhoogte A B C dorpelbalk in mm t.o.v. N.A.P. 4,5 m 5900 3600 0 600 5,5 m 6900 4500 0 700 6,5 m 7900 4500 0 1700 - 7,5 m 8900 3600 2700 900 - 8,5 m 9900 3600 3600 1000 9,5 m 10900 4500 3600 1100 -10,5 m 11900 4500 4500 1200 Fig. 3. Indeling van de schuif afhankelijk van de ligging van de bovenkant van de dorpel- balk Iers en een al dan niet gewapende kunststof voor de aanslagen op de schuiven. Om te kun nen bepalen wat de beste materiaalcombinatie is, worden voor een aantal combinaties aan- groeiings-, wrijvings- en slijtageproeven uitge voerd. Het ontwerp De afmetingen en de profilering van de schui ven worden bepaald door de hart-op-hart-af- stand van de pijlers, het doorstroomprofiel en de belasting op de schuiven. De hart-op-hart-af- stand van de pijlers bedraagt 45 m. Rekening houdend met de oplegconstructie wordt de overspanning van de schuiven 41,3 m. Vanwe ge de gevolgde plaatsingsmethode van de pij lers moet voor de overspanning worden gere kend met een maatafwijking van of - 0,4 m op het niveau van NAP. Door de verschillende onderdelen van de schuiven enige overlengte te geven is het mogelijk de schuiven bij de assem blage op de juiste lengte te maken. Om te Yerseke een getijverschil van 2,70 m te realiseren is een netto doorstroomprofiel van 14 000 m2 nodig. De openingen boven NAP dra gen weinig bij aan het profiel. Maar om de af voer van ijs bij laag water mogelijk te maken komt de bovenkant van de doorstroomopenin- gen op NAP 1 m. Hetgedeeltetussen NAP 1 m en de kruin van de kering, die op NAP 5,8 m ligt, kan worden afgesloten met een betonnen balk. Dit heeft het voordeel dat het totale schuif- oppervlak wordt gereduceerd en dus ook de krachten die op de bewegingswerken optreden tijdens het sluiten van de kering. Wanneer de kering openstaat, komt de onderzij de van de schuiven op NAP 1,2 m. Bij een ge sloten kering ligt de bovenzijde van de schuiven op dat niveau, zodat er een overlapping met de bovenbalk is van 20 cm. De onderzijde van de schuiven heeft bij gesloten kering eveneens een overlapping van 20 cm met de dorpelbalk. Beide overlappingen zorgen ervoor, dat de schuiven, ook bij eventuele maatafwijkingen, steeds op de bovenbalken en de dorpelbalken aansluiten. De overlappingen mogen echter niet te groot zijn, omdat anders trillingen zouden kunnen worden opgewekt in de schuiven, de dorpelbalken en de bovenbalken. De hoogte van de schuiven va rieert van 5,9 m in de ondiepe delen tot 11,9 m in de diepe delen van het doorstroomprofiel. De schuiven zijn opgebouwd uit vier hoofdon derdelen: een waterkerende beplating, een ho rizontaal draagsysteem, een verticaal draagsys- teem en een paar eindharren. Deze onderdelen zullen we nu nader bekijken. De horizontale belasting op een schuif ten ge volge van verval en golven wordt opgenomen 503

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 15