voor de zoutverdeling in de Oosterschelde, en tevens de verschillende invloeden van elkaar te onderscheiden en ze te kwantificeren. Dit leidde tot een belangrijke verfijning van de modellen aan de hand waarvan wordt voorspeld welke zoutverdeling men in de toekomst kan verwach ten bij de verschillende beheersalternatieven. Lokatie Krabbenkreek 15,3 Zeelandbrug 16,5 Kom Oosterschelde 15,6 Om meer inzicht te verkrijgen in de interne fac toren die het zoutgehalte bepalen, dat wil zeg gen de mengprocessen die in het estuarium op treden, is een uitgebreide detailmeting van de zout- en snelheidsverdeling uitgevoerd op het traject Keeten-Mastgat-Zijpe-Krammer-Volke- rak. Ook voor de interpretatie van deze resulta ten was het essentieel dat de zoutverdeling in een evenwichtssituatie verkeerde. Hoewel de kwantitieve uitwerking van de gegevens nog niet geheel is afgerond, zijn er al een aantal be langrijke mengmechanismen aan het licht ge treden en bestudeerd: de mengende invloed van de uitgestrekte platengebieden in de Oos terschelde en de mengende invloed die bij het optreden van gelaagdheid uitgaat van de vorm van het geulenstelsel. Kennis omtrent de rele vante mengmechanismen is een noodzakelijke voorwaarde voor het opzetten van accurate mo dellen; hiervan hangt onmiddellijk de betrouw baarheid af die aan de voorspellingen kan wor den toegekend. Door de afdeling Milieu-onderzoek is sedert het instellen van het spuidebiet van 50 m3/sec op het traject Volkerak-Keeten onderzoek verricht naar het voorkomen van bodemdieren en het verloop van een aantal waterkwaliteitsparame ters, zoals fosfaat, stikstof, silicium en colibacte- riën. Zowel de soortenrijkdom als de absolute aantal len bodemdieren - zeepieren, kokkels, nonne tjes en zo - nemen waarschijnlijk toe als functie van het zoutgehalte. Voor een nadere bepaling van de relatie tussen het voorkomen van bo demdieren en het zoutgehalte zijn in zes raaien bodemmonsters verzameld. Met determinatie en telling van de voorlopig ingevroren mon sters zal spoedig worden begonnen. De gehal ten aan de voedingsstoffen fosfaat, stikstof en silicium zijn in het toegevoerde water vanuit het Haringvlieten de dintel en Roosendaalse Vliet aanzienlijk hoger dan in de monding van de Oosterschelde. Het spuien van zoet water leidt dan ook tot verhoging van deze nutriëntenge halten op het traject Volkerak-Keeten. Uit onderzoek blijkt dat de waterkwaliteit op het berekend chloridegehalte (ondergrens) bij 100 m3/sec afvoer 12,6 15.1 14.2 traject nagenoeg geheel wordt bepaald door het proces van menging van het zoete water met het zoute Oosterschelde water en een netto af voer naar de zee. Andere processen, zoals de opname van voe dingsstoffen door algen, hebben blijkbaar een langere verblijftijd dan die van het zoete water op dit traject, die ongeveer 30 dagen bedraagt. De werkgroep die het experimenteel lozingspro gramma begeleidt, heeft nu voorgesteld de zoetwatertoevoer op het Volkerak tijdelijk te ver groten tot 100 m3/sec. De proef zou moeten du ren van 1 november 1979 tot 1 april 1980; vijf maanden dus. Het belang van deze proef voor het milieu wordt hierna uiteengezet. Door analyse van zoutmetingen tijdens het ver hoogde lozingsprogramma en vergelijking met gegevens die zijn verkregen uit het programma met 50 m3/sec kan de betrouwbaarheid van de prognoses van de zoutverdeling op het traject Keeten-Zijpe in de sluitingsfase van de compar- timenteringsdammen en in de situatie na 1985 aanzienlijk worden vergroot. De huidige pro gnoses voor de zoutgehalten op dit traject zijn gebaseerd op wiskundige modellen waarin theoretische veronderstellingen worden ge daan met betrekking tot de invloed van dicht heidsstromen. Deze theoretische veronderstel lingen kunnen in de beschikbare hydraulische modellen slechts op gebrekkige wijze worden getoetst. Voor een goede toetsing zou men moeten beschikken over natuurgegevens in het zelfde estuarium, bij in omvang verschillende dichtheidsstromingen. Dit doel zou gerealiseerd kunnen worden met behulp van de voorgestelde lozing van 100 m3/sec. Tegelijk zou met deze proef een beter inzicht kunnen worden verkregen in het ver- Chloridegehalte (g/l) gemeten chloridegehalte bij 50 m3/sec afvoer 515

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 27