grafiek toont de versterking van de amplitude
van het dubbeldaagse maangetij in de Ooster-
schelde en de faseverschuiving, beide als func
tie van de bodemwrijving. Bij toenemende wrij
ving neemt de amplitude wat af en neemt de fa
severschuiving sterk toe. Soortgelijke grafieken
zijn gemaakt voor diepte-aanpassingen. Al deze
grafieken bleken van grote waarde bij de ver
dere voortgang omdat men nu, alvorens de
wrijving op diepte ergens aan te passen, al een
globale indruk kon krijgen van de gevolgen van
deze ingreep.
Ook in het volgende stadium werd een kosten
besparende ingreep toegepast: in plaats van
het model ineens in zijn geheel af te regelen
splitste men het op in een viertal deelmodellen:
van het zeegebied, de Westerschelde, de Oos-
terschelde en het traject Keeten-Volkerak (fig. 2).
Er waren een aantal redenen om voor het laatst
genoemde relatief kleine gebied een apart deel -
model op te zetten. Allereerst verwacht men
hier nogal wat problemen met het afregelen in
verband met de smalle en bochtige geulen die
in een 800 meter-net moeilijk zijn weer te geven.
Daarnaast zijn er in dit gebied relatief veel zoet
waterlozingen, onder meer via de Volkerak-
sluizen. De problemen rond de zout/zoetverde-
ling zijn daardoor juist hier erg gecompliceerd.
In verband met dit laatste bood de geringe om
vang van het deelmodel - ca. 700 roosterpunten
- nog een bijkomend voordeel, de mogelijkheid
namelijk om over een zeer lange periode - wel
twee maanden - door te rekenen, ten einde de
ontwikkeling van de zoutverdeling op langere
termijn te onderzoeken. Nadat de vier sub-mo
dellen voldoende waren afgeregeld, dat wil zeg
gen, nadat de diverse coëfficiënten zodanig wa
ren aangepast dat de berekende waterstanden
en snelheden bevredigend overeenstemden
met de gemeten waarden, konden de vier sub
modellen weer worden samengevoegd voor
een definitieve eindafregeling.
De resultaten voor het waterstandsverloop zijn
zeer goed, getuige de vergelijking tussen geme
ten en berekende waarde in figuur 6 A en B. De
resultaten voor de snelheden op zee (figuur 6 C
en D) zien er wat minder goed uit. Daarbij dient
men echter te bedenken dat Waqua de gemid
delde snelheid over de diepte berekent, die met
de gebruikte meettechnieken tamelijk moeilijk
nauwkeurig te bepalen is.
Inmiddels is het onderzoek met behulp van
Randdelta II gestart. Een van de eerste proeven
had betrekking op de invloed van de storm
vloedkering en de compartimenteringsdammen
op de getijbeweging, ook bij storm. De facilitei
ten om een stormvloedkering in het model te si
muleren werden hiertoe speciaal in het reken
systeem ingebouwd. Op het ogenblik richt de
meeste aandacht zich op Scheldes, waarvan de
afregeling, die eender verloopt als bij Randdelta
II, goede vordering maakt. Zodra de resultaten
daartoe aanleiding geven zal op dit onderzoek
nader worden teruggekomen.
Informatieverwerking van de
Randdelta in Den Haag
523