Hydraulisch onderzoek voor de
Philipsdamsluizen
In de Philipsdam worden duwvaartsluizen ge
bouwd ten behoeve van de scheepvaartver
binding tussen het zoete Zoommeer en het
zoute Oosterscheldebekken. Om het zoete en
het zoute water zoveel mogelijk van elkaar te
scheiden, wordt dit sluizencomplex uitgerust
met een zout/zoetscheidingssysteem. De duw
vaartsluizen in de Philipsdam en het scheidings
systeem werden eerder beschreven in Bericht
82 (november 1977). In dit artikel komt het hy
draulisch modelonderzoek aan de orde dat
werd uitgevoerd voor het ontwerp van de
sluizen.
Het zout/zoetscheidingssysteem van de Phi
lipsdamsluizen is vrijwel gelijk aan dat van de
reeds eerder gebouwde Kreekraksluizen, die on
derdeel uitmaken van de Schelde-Rijnverbin-
ding. Het ontwerp van de Kreekraksluizen was
gebaseerd op het zogenaamde systeem-Duin
kerken, genoemd naar een sluis in het Kanaal
van Mardyck te Duinkerken. Dit houdt in, dat er
met gesloten deuren in de sluiskolk zout water
tegen zoet water wordt uitgewisseld en omge
keerd. Het systeem maakt gebruik van het ver
schil in soortgelijk gewicht tussen zout en zoet
water. Tijdens een deel van het schutproces be
vindt zich in de sluiskolk een grenslaag tussen
het zwaardere zoute water onderin de sluiskolk
en het lichtere zoete water bovenin. De effectivi
teit van het systeem is sterk afhankelijk van de
dikte van deze grenslaag. Zolang deze laag erg
dun is, kan er zout of zoet water uit de kolk ge
haald worden zonder dat er water van het an
dere milieu meegevoerd wordt. Bestaat er geen
scherpe grenslaag tussen zout en zoet, dan kan
het zoete water ofwel slechts gedeeltelijk uit de
kolk gehaald worden, ofwel slechts vermengd
met zout water.
De wijzigingen die bij de Kreekraksluizen zijn
aangebracht ten opzichte van het Duinkerken
systeem, hebben voornamelijk betrekking op de
vloer en de kolkwand. Bij het Duinkerkensys
teem wordt het instromende zoute water via de
riolen gelijkmatig over de sluisvloer verdeeld.
Het uit te wisselen zoete water wordt via ope
ningen in de kolkwanden door middel van rio
len aan- of afgevoerd van of naar een verdiept
gedeelte in het zoete pand.
Zout water dat met het af te voeren zoete water
in het zoete pand terechtkomt, wordt vervol
gens van onder uit het verdiepte gedeelte van
het zoete pand afgepompt naar het zoute pand.
Bij het Kreekrak-alternatief van dit systeem be
vindt zich onderin de sluiskolk een geperforeer
de tussenvloer; dit is een nieuwigheid in verge
lijking met de sluis bij Duinkerken. Onder deze
vloer liggen de riolen die het zoute water aan- of
afvoeren. Deze geperforeerde vloer heeft twee
functies: allereerst zorgt hij bij het neerwaarts
en opwaarts uitwisselen voor een goede debiet-
verdeling van het zoute water dat het zoete wa
ter in de sluiskolk moet vervangen of erdoor
vervangen wordt. Tevens beschermt hij de
overgangslaag tussen het zoete water in de kolk
en het zoute water onder de vloer tegen men
ging als gevolg van in- en uitvarende schepen.
Het zout/zoetscheidingssysteem van de Phi
lipsdamsluizen lijkt in dit opzicht op dat van de
Kreekraksluizen. Ook hier een systeem met
dwarsuitwisseling van het zoete water via ope
ningen over de gehele lengte van de kolkwand
en een geperforeerde tussenvloer. Het systeem
brengt mee dat de sluizen noodzakelijkerwijs in
omarmend zoet water liggen.
Het principe van het schutsysteem wordt ge
toond in figuur 2, waar de volgorde van het af-
en aanvoeren van het zoute en zoete water van
en naar de sluiskolk schematisch wordt weerge
geven.
Sommige constructie-onderdelen van de Phi
lipsdamsluizen verschillen echter van die van
de Kreekraksluizen. De verschillen zijn mede
een gevolg van hydraulisch modelonderzoek
dat bij het Waterloopkundig Laboratorium is uit
gevoerd. Dit onderzoek werd gedaan omdat bij
de Philipsdamsluizen andere randvoorwaarden
heersen dan bij de Kreekraksluizen en omdat na
het ontwerp van de Kreekraksluizen bij de ont
werpers de indruk was ontstaan dat het zout/
zoetscheidingssysteem verbeterd kon worden
23