stroom in wil stromen. Dit kan gebeuren wan neer de snelheid van het naar de sluiskolk stro mende zoete water onvoldoende hoog is om de zouttong achter de afdichtende regelschuif te rug te duwen. De beweging van de afdichtende regelschuif moet dus zo zijn afgestemd, dat de stroomsnelheid van het zoete water het zoute water verhindert zich door het kolkwandriool naar het omarmend zoet te begeven. Een twee de verschijnsel dat men nog wel eens ziet optre den in sluizen van dit type, is dat daar waar het zoete water in het zoute water wordt gebracht, menging optreedt. Het zoete water wordt door de opdrijvende kracht van het zoute water naar het wateroppervlak gebracht, waarna het zich als een zoetwatertong naar de as van de sluis kolk begeeft. Vergeleken met de wandschuif in de kolkwand van de Kreekraksluizen, biedt de afdichtende regelschuif ook hier meer mogelijk heden om de beweging ervan zo af te stemmen dat de menging in de sluiskolk zo klein mogelijk blijft. De sluisvloer De geperforeerde vloer in de duwvaartsluizen vormt een scheiding tussen de riolen onderin de sluiskolk en de eigenlijke schutkolk. De functie van de vloer is tweeledig, zoals hier voor genoemd: debietverdelend en menglaag- beschermend. Een nadeel van de vloer is, dat hij extra men ging veroorzaakt in de menglaag. Dit komt door de lage perforatiegraad - niet meer dan 1,5% -, waardoor de stroomsnelheden in de gaatjes in de vloer veel groter zijn dan de eigenlijke snelheid van de grenslaag. Het versnellen en vertragen van het water in de omgeving van de geperforeerde vloer gaat met menging gepaard, en bij eventuele aangroei in de gaatjes in de vloer zal het verschijnsel nog toenemen. Bij de Kreekraksluizen zitten er horizontale ga ten in verticale delen van de vloer; hiermee wordt voorkomen dat het water in verticale stra len door de menglaag spuit. Deze vloer heeft gediend als uitgangsgegeven bij het onderzoek naar de vloer voor de duwvaartsluizen van de Philipsdam. Toen bleek dat er tijdens het neer waarts uitwisselen zout water achterblijft in de ruimte beneden de onderkant van de gaten, ruimte A in figuur 5. Tijdens het opwaarts uit wisselen wordt het achterblijvende zoute water in de geperforeerde vloer vermengd met zoeter water, terwijl er zoet water achterblijft in de ruimte boven de perforatie, ruimte B in figuur 5. Door de ruimten A en B in de geperforeerde vloer te verkleinen, kan dus ook de menging verkleind worden die het gevolg is van het stro men van water door de vloer. Er is verder nog modelonderzoek gedaan naar de vormgeving van een gedeelte van de riolen waardoor het zoute water stroomt, naar de in vloed van varende schepen op de grenslaag on der de geperforeerde vloer en naar de hydrauli sche krachten die op schepen in de kolk werken ten gevolge van het nivelleren door middel van het openen van de roldeur naar de voorhaven. Met behulp van zo'n manoeuvrezou het moge lijk zijn met de duwvaartsluizen te schutten, voordat de schuiven in de bodem riolen opera tioneel zijn. Uit het totale tijdschema voor de bouw van de sluizen en de compartimenteringsdammen blijkt namelijk dat de sluizen inderdaad al zul len moeten werken voordat ze helemaal klaar zijn. In heteerdergenoemdetwee-dimensionele mo del vindt nu nog onderzoek plaats naar het sa menspel tussen kolkwand en geperforeerde vloeren naar het effect daarvan op de menglaag en naar het gedrag van de grenslaag onder in vloed van de aanwezigheid van schepen in de sluiskolk. Dit laatste onderzoek moet resulteren in een bedieningshandleiding voor het bewegen van de afdichtende regelschuiven tijdens het schutten met de duwvaartsluizen. Mede op grond van de resultaten van dit onderzoek zullen de ontwerpgegevens voor de bewegingswer- ken van de afdichtende regelschuiven definitief worden bepaald. 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1980 | | pagina 30