De interpretatie van de verschillende uitkom sten van de tellingen onderling en het vergelij ken van de tellingen na de afsluitingen met die van vóór de afsluitingen is bijzonder moeilijk. De veranderingen binnen het Deltagebied zijn namelijk lang niet de enige bepalende factor. Daarbuiten is nog een heel complex van facto ren van invloed op de waargenomen verande ringen per soort; factoren die elkaar ondersteu nen of tegenwerken. Te denken valt aan popula tieschommelingen, verlegging van de trekrou- tes, andere keuze van winterverblijven, biotoop veranderingen buiten het Deltagebied - van Azië tot in Afrika -, meteorologische omstandig heden, ernstige vogelsterften en niet te verge ten de telomstandigheden, telfouten, toevals treffers en toevalsmissers van vogelconcentra ties. Een grote handicap bij het interpreteren van veranderingen ten gevolge van de afsluitin gen is bovendien, dat van het tijdvak vóór de grote afsluitingen slechts twee volledige vogel tellingen beschikbaar zijn, die van augustus 1966 en januari 1967. Resultaten De resultaten van de tien simultaantellingen van vogels in het Deltagebied zijn in de tabel op blz. 46/47 samengevat. We bespreken nu eerst de veranderingen per bekken. Het Haringvliet-Hollands Diep was tot en met 1970 een getijdebekken met een geleidelijke overgang van zout naar brak naar zoet water. Sinds 1970 is het een geheel zoet bekken gewor den, met zeer onregelmatige peilwisselingen. Met het wegvallen van het getij kwamen grote delen voorgoed boven water, waaronder alle gorzen, de Scheelhoek, de Korendijkse en Be- ninger Slikken, de Ventjagersplaten, de Sasse- plaat en grote delen van de Biesbos. Zowel ten gevolge van het droogvallen als van het verzoe ten van het water verdween de zeer rijke bo demfauna uit deze gebieden, waardoor het bek ken zijn waarde als voedselgebied voor steltlo pers en eenden grotendeels verloor. De rijke biezenbestanden konden zich evenmin handha ven, hetgeen zijn weerslag heeft gehad op de Grauwe Ganzen. In het najaar hebben ze zich nog kunnen handhaven door landbouwgewas sen te gaan eten, maar in het voorjaar zijn ze sterk in aantal teruggelopen. Vóór de afsluiting bezonk het door de rivier aan gevoerde materiaal, waaronder veel zaden, op de intergetijdeslikken, waar het als voedsel ter beschikking kwam van eenden, vooral Winterta lingen. Na de afsluiting bezonk dit materiaal in de geulen, hetgeen een toename van duikeen den tot gevolg had. Door de bezinking van slib- delen werd het water helderder; dit leidde tot een toename van visetende vogels, voorname lijk Futen en Aalscholvers. De extensief gebruik te grasgorzen waren van zeer groot belang voor het overwinteren van ganzen, onder meer van de zeldzame Brandgans. Na de afsluiting heb ben veel van deze gorzen een duidelijker land bouwkundige bestemming gekregen: het ge bruik werd intensiever en enkele zijn zelfs in bouwland omgezet. Hierdoor zijn verschillende voedselgebieden voor de ganzen verloren ge gaan of in betekenis verminderd. Zijn tegenwoordige betekenis ontleent het bek ken voornamelijk aan de lagere delen van de voormalige intergetijdeslikken, die nu, afhanke- lijk van de waterstand, vrijwel steeds onder wa ter staan. Op deze plaatsen kan zich nog een goede bodemfauna ontwikkelen, voornamelijk bestaande uit insectenlarven. Wanneer deze ge bieden bij lage waterstanden boven water ko men, kunnen ze voor kortere tijd nog grote aan tallen vogels trekken. Bovendien functioneren j ze als rustplaats voor ganzen en zwemeenden, die in de omringende polders fourageren. De Grevelingen is van een zout getijdebekken een zout stagnant bekken geworden. Het vaste waterpeil heeft tot gevolg dat een deel van het voormalige intergetijdeslik nu permanent droog ligt en een ander deel altijd onder water staat. De vogels hebben in dit gebied nu de beschik king over voedsel vanaf de oever tot de diepte waaropzij nog voedsel kunnen verzamelen. Voor kleinere vogels, zoals steltlopers, is dit gebied minder groot dan voor grotere, bij voor beeld Rotganzen. Het aantal steltlopers in de Grevelingen is van 40 000 afgenomen tot 4000. In de ondiepe ge bieden hebben zich grote zeegras-en wiervelden ontwikkeld, die voedsel bieden aan duizenden Knobbelzwanen, Rotganzen en eenden. Daar naast is er voor de eenden ook veel voedsel in de grote zeekraalvelden die zich op de droogge vallen platen hebben ontwikkeld. In het meer leeft zeer veel kleine vis, waarop door visetende vogels wordt geaasd. In februari/maart vinden we concentraties Futen van meer dan 10 000 exemplaren. De bodemfauna onder water heeft zich voor een groot gedeelte kunnen handha ven. In de diepere delen wordt hierop gefoura- geerd door toenemende aantallen duikeenden. Door de afsluiting van het Volkerak bij Willem stad is de invloed van de rivieren op het Kram mer-Volkerak verminderd. Dit heeft tot gevolg gehad, dat de zaadaanvoer terugliep, een voed- selverlies vooral voor zwemeenden, waaronder grote aantallen Wintertalingen. Bovendien is het water gemiddeld zouter geworden, waar door het brakke getijdegebied aan oppervlakte 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1980 | | pagina 46