de vogels. Het aantal steltlopers dat bij de tellin
gen na de afsluiting van Volkerak, Haringvliet en
Grevelingen is waargenomen, lijkt wat hoger
dan in 1966/67; doch de verschillen zijn te klein
om er oorzaken aan te kunnen verbinden. De
Oosterschelde vervult nog steeds een zeer be
langrijke functie voor steltlopers, ganzen en
eenden. Het tijverschil is er de oorzaak van, dat
grote oppervlakten rijk voedselgebied telken
male voor fouragerende vogels ter beschikking
komen. Het aantal watervogels in dit gebied kan
oplopen tot 20 000 exemplaren.
Het Veerse Meer is al in 1960 van de zee afgeslo
ten. Het zou voor de hand liggen, dat hier een
min of meer stabiele toestand zou zijn ontstaan.
Wat opvalt is nu juist dat hier de laatste jaren
een opmerkelijke groei van het aantal vogels
plaatsvindt. Dit geldt voor vrijwel alle voorko
mende soorten, maar met name voor de vis-
etende vogels en de steltlopers, al mag bij de
steltlopers natuurlijk niet uit het oog worden
verloren, dat het hier gaat om enkele duizenden,
wat slechts een zeer klein deel is van wat op de
Oosterschelde voorkomt. Er is geen goede ver
klaring te geven van deze veranderingen.
De Westerschelde heeft nog een estuarien ka
rakter met een overgang van zout naar zoet. Dit
heeft tot gevolg dat ook de vogelpopulaties van
zone tot zone verschillen. Het westelijke, zoute
deel is het meest van belang voor steltlopers.
Het overgrote deel van de 50 000 tot 60 000
steltlopers in dit bekken vindt men hier. Ooste
lijker, waar het water brakker wordt, komen
geen mariene soorten meer voor. Het aantal
steltlopers neemt geleidelijk af, en het aantal
eenden neemt toe. In het Verdronken Land van
49