Was het gekomen tot totale afsluiting van de
zeearmen, dan zouden zich vier processen zijn
gaan afspelen. In de eerste plaats wordt er in
deze situatie geen zand meer aangevoerd van
uit het bekken naar de voordelta. Het gevolg
hiervan is dat de voordelta-rand in landwaartse
richting opschuift. In de mond van het Haring
vliet is dit proces duidelijk waarneembaar. Hier
ontwikkelt zich in hoog tempo de Hinderplaat:
het lijkt alsof zich een soort kustwal ontwikkelt
met daarachter een lagune. In de tweede plaats
worden de stroomsnelheden in de oude getij
geulen zeer sterk gereduceerd, zodat dit poten
tiële sedimentatiegebieden worden. Het blijkt
dat de geulen voor het Haringvliet en de Brou-
wersdam zich verondiepen met 4 dm per jaar,
voornamelijk door de afzetting van fijn materi
aal. In de derde plaats zal het zand dat van de
koppen van de eilanden wordt geërodeerd, niet
meer door de stroom in de getijgeulen verdwij
nen; de sedimentatiegebieden zullen zich uit
breiden. In de vierde plaats zullen de maximale
stroomsnelheden gaan optreden bij lagere
waterstanden. Ook de ribbelvorming en de daar
bij behorende zan daan voer speelt zich af op een
lager niveau. Dit heeft weer tot gevolg dat bij
hogere waterstanden de erosie door golfwerking
kan gaan overheersen, waardoorde hogere
delen van de zand platen worden verlaagd. Het
geërodeerde materiaal zal in de diepere geulen
worden afgezet. Als voorbeeld kan de Middel
plaat voor de Brouwersdam genoemd worden,
diesindsde afsluiting jaarlijks 1,5 dm groeit.
Resumerend: verwacht kan worden dat het over
gebleven mondingsgebied na volledige afslui
ting van hetzeegat met een dam relatief snel zou
zijn aangezand, vooreerst in de geulen, later ook
tegen de dam aan. Dit proces zou doorgaan tot-
73