r
H
_r
de toekomst ook op routinebasis de zuurstof
methode kunnen gebruiken.
In de praktijk gaan de metingen als volgt in hun
werk. Een watermonster uit het bekken wordt
verdeeld over een aantal kolven, die vervolgens
in een speciaal daarvoor ontwikkeld apparaat,
de incubator, gezet worden. Daarin worden ze
op een constante temperatuur gehouden, gelijk
aan die van het bekken, en blootgesteld aan een
reeks van lichtintensiteiten. Door de algengroei
in de kolven te meten kan de relatie worden
vastgesteld tussen lichtintensiteit en algengroei.
De gemeten groei en gegevens omtrent de
lichtintensiteiten worden met behulp van een
wiskundig model in een computer verwerkt,
met als resultaat een kromme die de gemeten
waarden zeer goed benadert. Een voorbeeld
hiervan is te zien in figuur 3. Met behulp van een
lichtmeter wordt de instraling op de plaats van
bemonstering gemeten en geregistreerd (fig. 2).
Ook de uitdoving van het licht onder water wordt
gemeten (fig. 4). Doordat de instraling en uitdo
ving gemeten zijn, kan het onderwaterlichtkli-
maat berekend worden. De gevonden relatie
tussen lichtintensiteit en algengroei maakt het
dan mogelijk om de werkelijke groei onder wa-
terte berekenen.
Een alternatief voor de hiervoor beschreven
methode is het ophangen van watermonsters in
kolven op een aantal diepten in het bekken zelf.
Door de algengroei in de kolven te meten, krijgt
men dan een schatting van de groei over de
diepte. Deze methode biedt als voordeel dat de
omstandigheden meer natuurgetrouw zijn dan
in een incubator. Gebruik van de incubator heeft
echter het voordeel dat de omstandigheden van
licht en temperatuur goed gedefinieerd zijn.
Hierdoor is de voorspellende waarde van de
—i
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 24
77