metingen groter, dat wil zeggen dat men de meetresultaten en de verkregen kromme ook kan gebruiken voor andere onderwaterlichtkli- maten dan die op de meetdag en -plaats zelf. Omdat de meetomstandigheden goed gedefi nieerd zijn, is het ook makkelijker om de meetre sultaten van verschillende bekkens onderling te vergelijken. De incubator De foto bij dit artikel geeft een afbeelding te zien van de incubator, die is ontwikkeld in samen werking met en gebouwd doorTNO in Delft. Figuur 5 toont een doorsnede van de incubator trommel. De monsterkolven, 160 in totaal, zijn cilindrisch om de lichtbron gegroepeerd. De kol ven zijn gemonteerd in twintig rekken, acht per rek. De rekken zitten op een trommel die met een variabele snelheid rond de lichtbron draait. Van de 8 kolven in een rek wordt iedere kolf met een andere lichtintensiteit aangestraald, varië rend van 0 tot 430 Watt/m2; de laatste waarde komt overeen met vol zonlicht. De verschillen in lichtintensiteit worden veroorzaakt door de ver schillen in de afstanden tussen de lichtbron en de kolven van een rek, en door verzwakkingsfil ters die men plaatst in de filterhouders, leder 'ek met zijn acht kolven wordt blootgesteld aan dezelfde vaste reeks van acht lichtintensiteiten. Omdat ieder rek gevuld kan worden met een an der watermonster, kunnen er maximaal 20 monsters tegelijk behandeld worden. Het is ook mogelijk om tussen de lamp en de kolven filters te plaatsen die de spectrale sa menstelling van het licht veranderen en aanpas sen aan de samenstelling van het licht onder water. De spectrale verdeling van het licht dat wordt afgegeven door de lamp - een halogeen metaaldamplamp van 2500 Watt - komt zeer goed overeen met die van daglicht. Het nieuwe van deze incubator ligt in de con structie met een puntlichtbron op de as van een cilinder waarop de monsters gemonteerd zijn. Hierdoor bereikt het licht iedere kolf via een eigen afzonderlijke en goed gedefinieerde rou te, en kan de spectrale samenstelling van het licht voor iedere kolf apart aangepast worden. Het hele systeem is geplaatst in een thermisch geïsoleerde roestvrij stalen kast. De inwendige temperatuur kan ingesteld worden tussen 0 en 23°C, met een onnauwkeurigheid van 1 °C. In de naaste toekomst zal veel aandacht besteed worden aan het meten van algengroei in de Oosterschelde. Deze primaire produktie vormt een zeer belangrijke voedselbron voor mosse len, oesters, vissen en andere waterorganis men. De variaties in de algenconcentratie en lichtindringing die in een getijgebied als de Oosterschelde optreden overdetijd en de ruim te, stellen wel nieuwe eisen aan de tot nu toe gebruikte meetmethoden en rekenmodellen. Er is reeds een begin gemaakt met het ontwikkelen van een nieuw model incubator, die lichter en kleiner is en geschikt voor gebruik aan boord van een schip. Meetapparatuur, geschikt voor het snel en routinematig meten van de uitdo ving van licht onder water, is reeds ontwikkeld en in gebruik aan boord van de Ventjager. Het ligt in de bedoeling in de loop van 1980 een groot onderzoek naar deze samenhang te beginnen, dat zich zal uitstrekken tot na de bouw van de stormvloedkering. Hierdoorzal het mogelijk worden de huidige en de toekomstige algen- groei in de Oosterschelde met el kaar te verge lijken. 79

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1980 | | pagina 21