Tabel2 Zoutgehalten in de Oosterschelde (in g/l Cl Kom Oosterschelde Krabbenkreek okt.-dec. '74 nov. '77-jan. '78 okt.-dec. '74 nov. '77-jan. '78 Beheer A afvoer 14 000 m2 13,4- 15,5 14,0-15,7 12,7-14,7 12,7-15,0 Beheer B B1 terugwinnen (35%) 13,8-15,7 14,4-15,9 13,7-15,1 14,0-15,2 B2 rondstroming lozingsmid del (100 m3/sec) 14,7-15,8 14,9 - 15,9 13,2-14,9 13,1 - 15,1 B3 rondstroming Grevelingen- meer (50 m3/sec) 13,8-15,7 14,2-15,8 14,1 - 15,1 13,9-15,3 B4 rondstroming Kanaal Z-Be- veland (100 m3/sec) 14,4-15,8 14,8-15,9 13,1-14,8 LD 1 CD co" B5 neutralisering Veerse Meer 13,9-15,9 14,3-16,0 12,9-14,9 12,8-15,1 Streefwaarde 15,5 13 een speling van 1 g Cl" per liter blijven bestaan hoe goed het onderzoek ook is. Verkleining van de huidige marge van 2 g/l tot 1 g/l hangt af van het beschikbaar komen van onderzoeksresulta ten. Een nauwkeurige voorspelling van de effecten van de verschillende beheersalternatieven op het zoutgehalte zal pas mogelijk zijn nadat ge durende een geheel jaar waarnemingen in de praktijk zijn verricht, dus omstreeks 1987. De in tabel 2 weergegeven effecten van de ver schillende beheersmaatregelen kunnen niet bij elkaar worden opgeteld. Naarmate het zoutge halte in de Oosterschelde stijgt, neemt het effect van de beheersmaatregelen namelijk af. Wel zullen verscheidene maatregelen die gelijktijdig worden genomen, een groter effect hebben dan elke maatregel afzonderlijk. In de berekeningen is het debiet voor rondstroming via het Greve- lingenmeer gesteld op 50 m3/sec. De beschikbare middelen laten echter een de biet van 100 m3/sec toe. Bij een debiet van 100 m3/seczal het zoutgehalte danooknog wat verdertoenemen. Gezien het afnemend effect bij een toenemend debiet zal er echter geen sprake zijn van verdubbeling. men zijn te verwachten. Daarentegen kan in nat te perioden het zoutgehalte zowel in de kom van de Oosterschelde als in de Krabbenkreek wel licht dalen tot onderde streefwaarden. Omdat het hier resultaten van voorlopige studies betreft, kunnen er, afhankelijk van de mogelijk nog beschikbaar komende gegevens uit model berekening dan wel waarnemingen in de natuur, alsnog aanvullende beheersmaatregelen nood zakelijk blijken. In verband hiermee, en ten be hoeve van deflexibiliteit van het beheer, wordt daarom de mogelijkheid open gehouden om indien noodzakelijk voorzieningen te treffen. Hoewel de gekozen uitgangspunten de nodige beperkingen opleggen, kan op grond van de verkregen inzichten en de berekeningsresulta ten worden geconcludeerd dat in de Ooster schelde met stormvloedkering onder omstan digheden als zijn voorgekomen in de jaren 1972-1978 ten aanzien van het zoutgehalte ge durende de zomermaanden nauwelijks proble- 84

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1980 | | pagina 26