atmosfeer, zodat daar vrijelijk zuurstof door het grensvlak water-lucht kan worden getranspor teerd. Menging in de bovenlaag zorgt ervoor, dat er nergens tekorten ontstaan aan zuurstof, mits er slechts in beperkte mate afbreekbare stoffen op worden geloosd. Maar menging naar de onderlaag toe vindt nauwelijks plaats. De onderlaag blijft dus verstoken van aanvul ling met zuurstof uit de atmosfeer. Als er dus zuurstof wordt verbruikt in de onderlaag of in de onderwaterbodem, dan zal het zuurstofgehalte van de onderlaag dalen, waarbij zuurstofloos heid en sterfte kan optreden. De enige bron van zuurstof voor deonderlaag isde aanvulling via zuurstofrijk water uit zee. Hoe de gelaagdheid in een meer zich ontwikkelt, hoe diep de grenslaag zich zal bevinden, is in hoofdzaak afhankelijk van vier factoren: wind sterkte, uitwisselingssnelheid, vorm van het bekken en dichtheidsverschil tussen boven- en onderlaag. Verhoogde turbulentie drukt de grenslaag naar grotere diepte doordat water van de onderlaag wordt 'afgeschraapt' en ver volgens in de bovenlaag opgemengd. Het ingelaten zeewater wordt aan de onderlaag toegevoegd, zodat verhoogde uitwisseling van meer- en zeewater de onderlaag vergroot en de grenslaag opstuwt. Het zal tenslotte duidelijk zijn dat, naarmate het verschil in dichtheid tussen beide lagen af neemt, de menging gemakkelijker wordt. De beheerder van het Grevelingenmeer ziet zich dus niet alleen geconfronteerd met een uniek systeem - een zoutwatermeer - maar ook met een uniek en complex gedrag van het meer. Hoewel er al veel bekend is aangaande de op tredende processen, blijft de ervaring hier de belangrijkste leermeester. Begeleidend onderzoek quenties voor de zuurstofhuishouding be schrijft. Aa ndehand vandit model wildemen te weten komen wanneer het eerste contact tussen het Grevelingenmeer en de Noordzee het best kon plaatsvinden, metwelkesnelheid hetwater het best kon worden uitgewisseld, en welke mini ma Ie zuurstofgehaltes er zouden optreden. Aanvullend zijn met betrekking tot de zuurstof- problematiek nog twee andere typen onderzoek verricht, te weten onderwateronderzoek, dus in spectie door biologisch geschoolde duikers, en laboratoriumonderzoek ter bepaling van de zuurstofbehoefte van de onderwaterbodem. De opzet van dit onderzoek bleef echter beperkt tot incidentele waarnemingen. Naast de zuurstof huishouding is voor het waterbeheer de vraag van belang of de inspoeling van zeewater verrij kend zal werken op de voedingsstoffenniveaus en daarmee op de algenontwikkeling in het meer. Aangezien de consequenties van algen- groei in het meer minder acuut zijn dan die van een gebrekkige zuurstofhuishouding, is dit on derzoek losgekoppeld van de directe advisering aan de beheerder. Tenslotte loopt er momenteel een nader onder zoek naar de kwaliteitsvariaties in het kustwater als afhankelijke van de heersende windrichting en windsterkte, in samenhang met de afvoer van de Haringvlietsluizen. Dit onderzoek zal aanwijzingen moeten geven over de mogelijke voorspelbaarheid van de kwaliteit van het in te laten zeewater. We zullen nu achtereenvolgens de ervaringen die opgedaan zijn met het gebruik van de Brou- werssluis over de periodes zomer 1978, winter 1978-1979 en zomer 1979 toelichten. Bij deze schets zullen ook enige overwegingen worden gewijd aan de besluitvorming met betrekking tot het gebruik van de sluis. De begeleiding van het beheer heeft met name gesteund op twee onderzoekpijlers: het veldon derzoek en het modelonderzoek. Dankzij de hoge automatiseringsgraad van de meetschepen 'Ventjager' en later ook de 'Delta' is het mogelijk geweest tot twee maal per week de actuele toestand van het Grevelingen meer op te nemen met betrekking tot de verde lingen van zout, temperatuur, zuurstof en dicht heid overde lengte en de diepte). Voor een beheerder is het inschatten van effec ten van toekomstig handelen minstens zo belangrijk als het hebben van actuele informa tie, zo niet belangrijker. Ten behoeve van toe komstige verkenningen is mathematisch mo delonderzoek dan ook geboden. Daarom is een sterk geschematiseerd model ontwikkeld, dat de gelaagdheidsveranderingen en de conse- Fig.3,4,5. Zoutgehalte (links) en zuurstofgehalte in het Gre velingenmeer op respectieve lijk 27 december 1978 (boven), 23 juli 1979 (midden) en 6 augustus 1979 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1980 | | pagina 36