de tijdelijk relatief lage zoutgehalten in het kust
water, waardoor slechts in beperkte mate meer-
met zeewater kon worden uitgewisseld.
Het werd nu vooral zaak, te kiezen tussen de te
volgen beheersstrategie voor de zomer: een
strategie van 'dicht, tenzijof 'open, tenzij
Volledig dicht houden was na de ingebruikne
ming van de sluis onmogelijk, aangezien de
sluis moest worden gebruikt voor verbetering
van het peilbeheer.
Dit zou evenwel inhouden, dat het ingelaten
zeewater vrijwel continu stratificatie teweeg
zou brengen nabij de sluis, terwijl zuurstofloos
heid in de onderlaag als zekerheid moest
gelden.
Volledig open zetten van de sluis zou weinig zin
vol zijn, met name in tijden met verzoet kustwa-
er. Naar verwachting kon 270 ha onderwater
bodem te kampen krijgen met zuurstofproble-
nen bij toepassing van de strategie 'dicht, ten-
:ijen 710 ha bij de strategie 'open, tenzij
in het voordeel van deze laatste strategie
werd aangetekend, dat er organismen uit zee
zouden worden geïmporteerd en dat er nieuwe
nformatie over de beheersbaarheid van het
meer kon worden verkregen. Het risico, dat deze
strategie meebracht, werd als nadeel aangete
kend, maar men verwachtte, dat het zuurstofge-
ïalte in de onderlaag bij continue doorspoeling
met 100 m3/sec niet verder zou dalen dan tot ge
middeld 5 mg/l. Het geheel van verwachtingen
met betrekking tot zowel voorspelbare als on
voorspelbare factoren leidde tot keuze van de
strategie' open,tenzij.
De feiten hebben deze keuze achteraf wel ge
rechtvaardigd, al zijn er moeilijke perioden ge
weest. In de maanden juni en juli heeft het meer
e kampen gehad met zeer lage zuurstofgehal-
en in de onderlaag. Oorzaak hiervoor was een
amenloop van enkele ongunstige omstandig-
eden. Ten eerste is er van half april tot half mei
minder water uitgewisseld dan de bedoeling
was. Ermoestentoen extra veiligheidsvoorzie-
ingen worden aangebracht aan de sluis, en bo-
endien kwam er opnieuw een periode van ver-
agde zoutgehalten in het kustwater. Ten tweede
- er een combinatie van temperatuursstijgingen
i de bovenlaag en een zeer geleidelijke stijging
an het zoutgehalte van het kustwater opgetre-
en, die verhogend heeft gewerkt op de plaats
an de spronglaag.
!e onverwacht hoge ligging van de spronglaag
eeft een grotere aanslag op de zuurstofvoor-
iad tot gevolg gehad dan voorzien, aan-
ezien meer oppervlakte van de altijd zuurstof-
onsumerende bodem werd ingesloten. Door
et matige zoutgehalte in het kustwater bleef de
odzakelijke toevoer van zuurstofrijk zwaar
ter beperkt tot het westelijk gedeelte van de
geulen, zodat met name in het oosten zuurstof-
armoede optrad tot op 8 m onder het oppervlak.
Eind juli steeg het zoutgehalte in het kustwater
voldoende om binnen veertien dagen een eind
te maken aan dezuurstofproblemen. Eind sep
tember kwam vervolgens een eind aan de ge
laagdheid in het meer.
Conclusies
De ervaringen die zijn opgedaan met de Brou-
werssluis sedert de ingebruikneming hebben
een zeer grote waarde gehad voor het beheer
van dit nieuwe type bekken: het zoute stagnante
bekken. Het verschil in gedrag van het meer ge
durende de zomer en de winter is zeer groot ge
bleken. Tevens is duidelijk geworden, dat inzicht
in de processen alleen onvoldoende is om pro
gnoses voor het zomerseizoen te maken. De
grote invloed van moeilijk voorspelbare facto
ren, met name de weersomstandigheden, ma
ken hooguit een prognose mogelijk binnen al
ternatieve scenario's.
De import van organismen uit zee ter verrijking
van het Grevelingenmeer is zeker succesrijk ge
bleken, zoals onderwateronderzoek door dui
kers inmiddels heeft uitgewezen. Het herstel
van de levensgemeenschappen in de diepe geu
len verliep na de zuurstofarme periode van zo
mer 1979 ook zeer snel.
In de bepaling van het toekomstige beheer zal
de gunstige invloed van de import van organis
men afgewogen moeten worden tegen de risi
co's van zuurstofarmoede.
De effecten zijn het hevigst in de zomerperiode.
Verversing van de meerinhoud uitsluitend ge
durende de winterperiode garandeert in de toe
komst een voldoende zoutgehalte in het meer
om gunstige ontwikkelingen in de levensge
meenschappen mogelijk te maken, zonder pro
blemen in de zuurstofhuishouding.
97