g.4. Opbouw van de golf-
;nergie in vier stadia
Fig. 3. Rastervan het GONO-
windmodel van het K.N.M.I.
R is het rasterpunt dat het
dichtst ligt bij de Oosterschelde-
mond
erdwijnen, evenals de rimpels die bij zeegang
Itijd op de golven aanwezig zijn; de golven krij-
en een veel gladder aanzien. Dit is voorname-
jk een gevolg van energieverlies door inwendi-
e wrijving.
)e deining afkomstig van windvelden in de
oordelijke Noordzee is voor onze kust zeer
elangrijk. Lange golven die daarzijn ontstaan
unnen diepstekende tankers in de Eurogeul
n moeilijkheden brengen. Ook belasten deze
ange golven de toekomstige stormvloed-
ering in de Oosterschelde meerdande lokaal
ogewekte korte golven. Wanneer de deining
ch over grote afstanden verplaatsttreedt in
it algemeen hoogteverlies op. Dat komt onder
eerdoordat lange golven zich sneller voort-
mten dan korte, zodat het deiningsveld uit-
nvalt, met de langste golven voorop. Tevens
t 3dt hoogteverlies op doordat de golven uit
waaieren. Passeert nu een deiningsveld een
windveld, dan zal de in dit windveld opgewekte
zeegang de passerende deining beïnvloeden.
Dit proces van de herverdeling van energie tus
sen zeegang en deining maakt de beschrijving
van het golfbeeld extra gecompliceerd.
Als basis voor de beschrijving van de golfbewe
ging gebruiken we de energievariatie die elke
component afhankelijk van tijd en plaats onder
gaat. De energieverandering van een golf com
ponent per tijdseenheid stellen we dan gelijk aan
de hoeveelheid energie die de component ont
vangt van de wind en van andere golfcompo-
nenten, verminderd met de energie die hij op
zijn beurt weer afstaat, aan bijvoorbeeld de
bodem. Wanneer we bovendien de energie van
iedere golfcomponent in rekening brengen die
per tijdseenheid een bepaald gebied in- of uit
loopt, kunnen we voor dat gebied een energie
balansvergelijking opstellen. Deze vergelijking
kan echter niet zomaar per golfcomponent wor
den opgelost, omdat de verschillende golfcom-
ponenten aan elkaar gekoppeld zijn via de eer
der genoemde wisselwerking. Wat we krijgen is
dus een systeem van gekoppelde vergelijkin
gen, dat zelfs op een geavanceerde computer
nog nauwelijks kan worden opgelost. In ieder
geval kan van dit systeem van gekoppelde ver
gelijkingen thans nog geen operationele toepas
sing worden verwacht.
Ter vereenvoudiging van het probleem heeft
het K.N.M.I. een computerprogramma geschre
ven waarin enige vereenvoudigde aannamen
zijn opgenomen, geënt op ervaringen en metin
gen. In dit GONO-programma wordt de golfbe
weging berekend in een beperkt aantal punten
op de Noordzee. Een nadeel van het program
ma is wel dat het de afzonderlijke processen
niet afzonderlijk beschrijft, waardoor in bepaal
de situaties niet meer goed bepaald kan worden
welke processen verantwoordelijk zijn voor wel
ke aspecten van het golfbeeld. Het grote voor
deel is echter dat dit programma operationeel
toepasbaar is.
Wanneer het doel is operationele golfverwach-
tingen te produceren, ligt het voor de hand het
golfmodel te koppelen aan de windverwach-
ting; op de Noordzee ontstaan de golven im
mers onder invloed van de wind.
Een belangrijke handicap daarbij is gelegen in
het feit dat windinformatie slechts verkregen
wordt van een beperkt aantal schepen en vaste
waarnemingstations. Omdat het totale windveld
moeilijk uit deze geringe hoeveelheid waar
nemingen kan worden bepaald, wordt het be
rekend uit het isobarenpatroon. Dit patroon, dat
de verdeling van de luchtdruk weergeeft, is
echter ook, zij het in mindere mate, behept met
onnauwkeurigheden, omdat het eveneens
101