Mosselaangroei in
de Krammersluizen
In zout water moet men te allen tijde rekening
houden met de aangroei van mariene organis
men op stalen onderdelen, zoals scheepshuiden,
koelwaterleidingen van energiecentrales en
poten van boorplatforms. Zulke aangroei wordt
ook verwacht in de Krammersluizen van het
Philipsdamcomplex.
In 1978 werd daarom een werkgroep ingesteld
met als taak het analyseren van de gevolgen die
aangroei mogelijk zou hebben voor de bedrijfs
voering van de toekomstige Krammersluizen en
indien nodig, het aandragen van maatregelen.
Het werk van deze groep zou dus anticiperend
van aard zijn: in plaats van te wachten totdat de
aangroei in de sluizen het nemen van maatrege
len achteraf noodzakelijk maakte, zouden de
verwachte gevolgen vooraf ingeschat worden.
Een van de eerste vragen die beantwoord
moesten worden was: wat is de omvang van
de te verwachten aangroei, en zal ze bezwaarlijk
zijn voor de bedrijfsvoering van de sluizen? Op
grond van ervaringen met aangroei in de leidin
gen van de Borselse centrale en in diverse slui
zen in het Deltagebied moet in de Krammerslui
zen een aangroei verwacht worden van 5 a 10
cm dikte per jaar, voornamelijk bestaand uit
mosselen.
Voorsommigedelenvandesluiszou deze aan
groei grote, voor andere delen slechts betrekke
lijk kleine gevolgen hebben. Al vrij vroeg werd
daarom besloten, de verschillende delen van de
sluis die gevoelig zijn voor aangroei, ieder af
zonderlijk te bekijken.
De Krammersluizen zijn uitgerust met een zout/
zoet-scheidingssysteem, waardoor zout en zoet
water uitgewisseld worden tussen de sluiskolk
en één van de erbij behorende kunstmatige bek
kens, via een geperforeerde sluisvloer en via
riolen. Aangroei van mosselen langs dit traject
verhoogt de weerstand, en leidt tot langere
schuttijden. Afhankelijk van het tijdstip in de
schutcyclus staat de sluisvloer afwisselend in
zout en zoet water. De riolen zijn altijd gevuld
met zout water. De relatief kleine afmetingen
van de gaten in de sluisvloer maken dit gedeelte
zeer gevoelig voor aangroei.
De sterk wisselende zoutgehalten zullen de aan
groei hier echter beperken. De riolen zijn enigs
zins overgedimensioneerd - de doorsnede is 75
cm ruimer genomen dan voor de berekende af-
enaanvoernodigis-omde gevolgen van aan
groei in eerste instantie op te kunnen vangen.
Het rioolgedeelte bij de uitmonding in de sluis
waarin de geleidingsschotten zitten (ziefig. 2),
is vanwege de relatief nauwe doorgangen extra
gevoelig voor aangroei. De pompen van het
hoofdgemaal zijn niet overgedimensioneerd en
ook zij zijn dus bijzonder gevoelig voor aan
groei. Daar staat weer tegenover dat er een re-
servepomp aanwezig is.
Van de technieken die bekend zijn voor het be
strijden van aangroei viel een aantal op zich effi
ciënte middelen om praktische redenen af:
chloor, ultrasone trillingen, radioactieve stra
ling, bekleding met een laag koper of ander me
taal, hoge stroomsnelheden en hoge tempera
tuur, hoewel de laatste maatregel bij de pom
pen wel bruikbaar is. Uiteindelijk bleven er drie
praktisch uitvoerbare methoden over: aangroei
werende verven, mechanische reiniging en ver
laging van het zoutgehalte.
Aangroeiwerende verven worden veel toege
past in de scheepvaart. Het-zijn verven die gelei
delijk een gifstof, meestal een koper- of tinver
binding, loslaten. De concentratie daarvan moet
dan op het behandelende oppervlak voldoende
hoog zijn om aangroei te voorkomen. De wer
kingsduur is meestal een jaar of twee, waarna
een nieuwe laag aangebracht moet worden.
Een voordeel van deze methode is dat ze pre
ventief werkt en het oppervlak vrij schoon
houdt.
85