Uit het overzicht van de sluitgaten blijkt dat de
waterdiepte waarop het verdichtingswerk zich
moet afspelen, varieert tussen de 20 en 30 m.
Het ontwerp van het verdichtingsschip diende
op de moeilijke hydraulische en klimatologische
omstandigheden te zijn afgestemd; de werk
baarheid moest natuurlijk zo hoog mogelijk zijn.
De verdichtingsponton is 68,25 m lang en
32,90 m breed; de holte bedraagt 5,50 m. Eigen
lijk is hij samengesteld uit een hoofdponton met
een breedte van 19 m en vier zijpontons, elk
7,50 m breed en 34,12 m lang. De hoofdponton
is voorzien van een 55 m hoge portaalconstruc
tie, die nodig is voor het manoeuvreren met de
vier trilnaalden. Ook het verwisselen van een
naald moet onder werkomstandigheden moge-
ik zijn. Onder het portaal is midscheeps een
beun van 40,30 m lang en 4,90 m breed aanwezig.
De verdichtingsapparatuur bestaat uit vier in
één rij opgestelde trilnaalden, onderling op een
afstand van 6,50 m. Elk van de trilnaalden hangt
aan een 4-parts-kabel met een deiningscompen-
sator, die op het portaal is geplaatst.
De trilnaalden worden tijdens het hijsen en da
len op hun plaats gehouden, aan de onderzijde
in een geleidebalk en aan de bovenzijde door
een geleidewagen via de ondertakel in het por
taal. De geleidebalk is met twee spudpalen in
horizontale zin instelbaar verend gefixeerd ten
opzichte van de ponton.
De trilnaalden hebben een totale lengte van
42,50 m en, zonder de vinnen, een diameter van
0,50 m. De toegepaste vibrator levert 120 tf slag
kracht bij een frequentie van 25 Hz.
Vanaf november 1979 tot maart 1980 heeft het
schip een proefperiode ondergaan. Het doel
137