zijn. Bij winning uit het Lodijkse Gat zijn geen
belangrijke waterloopkundige veranderingen te
verwachten. Om de ebstroom door het Lodijkse
Gat, die na voltooiing van de stormvloedkering
en de Oesterdam overigens sterk zal zijn gere
duceerd, niet in verhevigde mate op de oever
van Tholen te laten aanlopen, dient de ondiepe
uitloper van de Vogelaar, een plaat tussen het
Lodijkse Gat en de hoofdgeul langs deTholense
oever, te worden gehandhaafd. Verruiming van
van het Tholense Gat daarentegen zal de stroom-
aanval op de oever van Tholen doen afnemen.
Na de sluiting van de Oesterdam worden ook
hier de stroomsnelheden verwaarloosbaar klein.
Door de eeuwen heen heeft het stroombeeld
van de Zeeuwse wateren zich regelmatig gewij
zigd. Grote stukken eens bewoond land zijn
hierdoor onder water verdwenen. Een van de
bekendste gebieden waar dit mee gebeurd is,
is het gebied rondom de verdronken stad Rei-
merswaal. Onderzocht is, of een van de zand
winningen aan zulke archeologische waarde
volle locaties wellicht schade zou toebrengen.
Dit is niet het geval.
Ten slotte is onderzocht voor welke delen van
de compartimenteringswerken de verschillende
soorten zand geschikt zijn, die in de onderschei
den locaties worden aangetroffen.
De fijnheid van zand wordt uitgedrukt in de ka
rakteristiek 'D 50'; dat is de gemiddelde korrel-
diameter. Zand met een D 50 groter dan 150 mi
cron is goed verwerkbaar, en kan in het alge
meen zonder hulpmaatregelen direct in het
werk gebracht worden. Fijner zand vereist het
gebruik van perskaden. Voor de dam vakken
Marollegat, Tholense Gaten Krammer zullen
hoge produkties moeten worden gehaald. Uit
het Krammer kan zand direct in het werk worden
gebracht.
Voor de uitvoering van de Oesterdam en de
Markiezaatskade komen verschillende zandwin-
plaatsen in aanmerking. Zand uit het Lodijkse
Gat komt in aanmerking voor het damvak over
de Speelmansplaten en voor de Markiezaatska
de. De specie uit het Tholense Gat ten westen
van de Oesterdam is alleen geschikt voor het
damvak door dit gat zelf. Het kwalitatief goede
zand uit het gebied ten oosten van de Oester
dam kan gebruikt worden voor de Markiezaats
kade en het damvak door het Marollegat; het fij
nere zand uit het zuidelijk deel van deze zand-
winlocatie kan binnen perskaden verwerkt wor
den in het damvak over de Speelmansplaten.
Ook uit het gebied ten noorden van de Molen
plaat komt relatief fijn zand, dat alleen bruikbaai
is in het damvak Speelmansplaten, en eventu
eel in het op de plaat gelegen gedeelte van de
Markiezaatskade. Het goede zand dat in het
randmeer te winnen is, komt gezien de afstem
ming alleen in aanmerking voor verwerking in
het damvak Speelmansplaten.
De hierboven kort weergegeven analyse is in de
vorm van een concept-nota voorgelegd aan en
besproken met de betrokken gemeenten,
Staatsbosbeheer, de Directie der Visserijen, de
Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonder
zoek en de overkoepelende Brabantse en
Zeeuwse Milieu-organisaties. Naar aanleiding
van deze raadpleging heeft de Commissie Com
partimentering Oosterschelde geadviseerd de
zandwinning in het Lodijkse Gat en het rand
meer in het Markiezaat, van de hand te wijzen.
De zandwinning in het Krammer wordt in elk ge
val acceptabel geacht.
Een nadere optimaliseringsstudie is nog nodig
met betrekking tot de zandwinning uit het Tho
lense Gat ten oosten zowel als ten westen van
de Oesterdam en die ten noorden van de Mo
lenplaat; daarbij zullen milieukundige, uitvoe
ringstechnische en financiële overwegingen
centraal dienen te staan.
156