De grinddammen brengen de erosie geheel tot stilstand of beperken haar minstens in hoge mate. Ook de invloed van de wind op de geomorfologie is onmiddellijk waarneembaar. De bodem van de voormalige slikken en platen bestaat grotendeels uit middelfijn tot matig fijn zand met een gering percentage klei. Deze gron den zijn derhalve in principe stuifgevoelig. Op de hogere delen, waar het meerwater geen of slechts geringe invloed had, is dan ook aanzien lijke verstuiving opgetreden. Om te vermijden dat dit zo maar door zou daan, zijn al direct na de afsluiting maatregelen genomen. In eerste instantie zijn over grote afstanden stuifschermen geplaatst om het stuifzand in te vangen. De stuifdijken die daardoor ontstonden, zijn in een later stadium ingeplant met helm, om het ingestoven zand vast te houden. Bovendien werden grote delen ingezaaid met een gras- graanmengsel zodra de bovengrond van de drooggevallen gebieden ontzilt was. Dit inzaaien ging in evenwijdige banen of in een ruiten- net, met een afstand van 20 cm tussen de in- zaairijen. In de inzaairijen is een weinig zand in gevangen dat uit de delen tussen de inzaai rijen is weggeblazen. Hier kwam een micro reliëf uit voort met een zeer kunstmatig pa troon. Incidenteel zijn voor en na het inzaaien plaatselijk strobanen ingebracht om de verstui ving tegen te gaan. Ook dit gebeurde in even wijdige banen of in een ruitennet, met 10 m tus sen de banen. Doordat in deze banen plaatselijk meer zand is ingevangen zijn ze thans hier en daar in de ingezaaide gebieden herkenbaar als lage ruggen van maximaal 25 cm hoog. In de stuifschermen langs de ingezaaide gebieden is doorgaans weinig zand ingevangen. Deze stuif dijken zijn maar zelden hoger dan 1 m. Boven links: Klifoever: rechts: ingezaaid gebied. Fig. 5. Topografische kaart van het Grevelingenmeer. Daar waar niet ingezaaid werd, kon de verstui ving doorgaan, en daar ontstonden dan ook ho gere duinen, tot maximaal 2,50 m. Dit is onder andere het geval op het oostelijke deel van de Stampersplaat. Op deze niet ingezaaide gebie den neemt, naarmate de verstuiving doorgaat, de niet-stuifgevoelige fractie aan de oppervlakte toe. Het zijn grotendeels schelpen, die blijven liggen. De indruk bestaat dat de verstuiving ge heel tot stilstand komt bij een schelpendicht heid van 25-50 Op de Hompelvoet en de Veermansplaat is de verstuiving gestimuleerd door grondbewerkingen waarmee beoogd werd de schelpendichtheid te verkleinen. Ondanks re gelmatige herhaling van deze bewerkingen zijn de duinèn niet hoger opgestoven dan 3 m. Op de Veermansplaat en de Stampersplaat werden ook in de oeverzone stuifschermen geplaatst. Door regelmatige overspoelingen is daar echter 162

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1980 | | pagina 48