TOPOGRAFIE
1 KABBELAARSBANK
2 DE PUNT
3 HOMPELVOET
4 SLIKKEN VAN FLAKKEE
5 VEERMANSPLAAT
6 SLIKKEN BIJ BATTENOORD
7 PLAAT VAN OUDE TONGE
8 SLIK BIJ DIJKWATER
9 SLIKKEN VAN BOMMENEDE
10 STAMPERSPLAAT
11 DWARS IN DE WEG
LAND
Lil I II i VOORMALIGE SCHORREN
- SLIKKEN EN PLATEN
WATER
ondiep water n.a.p "0 20--250 m
I i diep water n a p 2 50 m
dijk
stuifscherm
een verstuiving opgetreden en zijn er ook geen
tuifdijken ontstaan.
Jit het bovenstaande blijkt dat de geomorfolo-
ische ontwikkeling als gevolg van de wind in
elangrijke mate is beïnvloed door activiteit van
e mens. Vooral de accumulatievormen zijn
terk door menselijk ingrijpen bevorderd. Er ko
nen echter ook meer natuurlijke accumulatie-
ormen voor, voornamelijk in de overgangszone
ussen het voormalige slik en het schor,
n de spartina-pollen in deze overgangszone is
and ingevangen; daardoor zijn ze uitgegroeid
ot lage spartina-duintjes, maximaal 1 m hoog.
e meeste van die duintjes liggen op hetzuide-
k deel van de Slikken van Flakkee en op de Punt.
er zijn na de afsluiting ook spontaan stuif-
jintjes ontstaan, met name in het gebied van
3 Punt, waar ze tot 1,50 m hoog zijn opgesto
ven. Ze zijn vrijwel alle ingeplant met helm en
biestarwegras.
Ook in de schorrand is zand geaccumuleerd. Dit
heeft geleid tot zanddammen in de monding
van enkele kreken. Het micro-reliëf van de
schorrand, een complex van bulten en laagtes,
is grotendeels door de zandinvang genivelleerd.
Deze door de werking van de wind veroorzaakte
processen hebben zich vooral gemanifesteerd
in de eerste jaren na de afsluiting. Door de toe
nemende begroeiing van de aanvankelijk kale
platen en slikken is de verstuiving na enkele ja
ren praktisch opgehouden.
Onder invloed van afstromend water vormen
zich kleine geultjes dicht bij de oever, overal waar
plaatselijk voldoende verhang aanwezig is. Ze
ontstaan doorgaans bij kliffen langs de oever,
waar de bodem iets kleihoudend is; in het alge
meen zijn ze enkele tientallen meters lang. Het
163