ccumulatie van strandruggen
n dezone van degolfoploop.
ideringen in de geomorfologie na afsluiting is
stgelegd in een gedetailleerde geomorfologi-
he kaart. Met deze kartering is tevens de uit-
angssituatie voor de verdere ontwikkeling van
3t landschap vastgelegd,
blijkt zich na verloop van jaren een geomor-
iogisch patroon te hebben gevormd dat sterk
wijkt van het patroon dat was ontstaan onder
etij-invloed, alhoewel plaatselijk nog restanten
n vormen uit het getijdelandschap herken-
sar zijn.
fferentiatie in reliëfvormen leidt tot diversiteit
milieu-omstandigheden, zowel op micro- als
macroschaal. De geomorfologie is op lucht-
to's goed herkenbaar, en daardoor is het be-
t skkelijk gemakkelijk er een kaart van te maken.
ermee wordt tevens een gedetailleerd beeld
n de diversiteit in milieu-omstandigheden ver
egen, een goede basis voor verwachtingen
angaande de diversiteit in biotische ontwikke-
gen. Op die manier is in de nieuwe Inrichtings-
hets van de Grevelingen gebruik gemaakt van
informatie die wij hebben over de morfologi-
he patronen, om aan te geven waar wel of
aen diverse landschapsontwikkeling te ver
achten was.
aranderingen in de geomorfologie beginnen
z ch al direct ntfeen afsluiting te voltrekken,
eagerend op deze veranderingen worden
sak maatregelen genomen, die onvermijdelijk
t ontstaan van bepaalde reliëfvormen begun-
gen en de verdere landschappelijke ontwikke-
g in een bepaalde richting dwingen. Daarom
c anen zulke maatregelen vooraf te worden in-
c past in een landschapsplan, en goed afge-
s amd te zijn op spontaan optredende proces
sen.
is in de Grevelingen onvoldoende het geval,
c weest. Zo zijn bij voorbeeld stuifschermen in
lange, min of meer willekeurige rijen geplaatst,
niet passend in een plan waarin bij voorbeeld
was vastgelegd waar wel of geen verstuiving
en/of duinvorming gewenst werd. Het enige doel
was het vasthouden van zand. Zo kon het ge
beuren dat stuifschermen zijn gezet op plaatsen
waar geen verstuiving is opgetreden, bij voor
beeld in de oeverzone. Restanten van de scher
men vormen nu nog onlogische vormen in het
landschap.
Later werd het verstuiven door inzaaiing geheel
onmogelijk gemaakt, en rond zo'n gebied kon
den slechts zeer lage stuifdijkjes ontstaan. De
ingezaaide gebieden kregen bovendien een
weinig gedifferentieerd monotoon micro-reliëf.
In de oeverzone treden complexe processen op,
waarin erosie en sedimentatie als één onlosma
kelijk geheel moeten worden beschouwd.
Bescherming van eroderende oevers betekent
tegelijk dat men sedimentatie elders verhindert.
Op sommige plaatsen kan, afhankelijk van de
bestemming van het gebied, volledige oeverbe
scherming noodzakelijk zijn, maar in gebieden
met een natuur-bestemming zou best meer in
gespeeld kunnen worden op het dynamische
karakter van de oevers, door een oeververdedi
ging toe te passen van een eveneens dyna
misch karakter, bij voorbeeld zandsuppletie.
Van de schorren met hun gedifferentieerd mor
fologisch karakter, dat het uitgangspunt kan
vormen voor een gedifferentieerde landschap
pelijke ontwikkeling, zijn grote delen volledig
geëgaliseerd. Dit gebeurde zonder dat eendui
dige ideeën waren ontwikkeld over de uitein
delijke bestemming. Een dergelijke ingreep heeft
een onomkeerbaar karakter, waarmee bepaalde
bestemmingen mogelijk zijn geblokkeerd.
Voor overeenkomstige gebieden kunnen we uit
deze geomorfologische studie lering trekken.
Een en ander betekent immers, dat ideeën en
plannen voor het gebied moeten worden ont
wikkeld voordat de afsluiting een feit is. Deze
kunnen dan het kader vormen waarin direct na
afsluiting te nemen maatregelen passen. Even
eens zal een goede prognose gemaakt dienen te
worden van de natuurlijke ontwikkelingen die
zich vanaf de eerste fase onder de nieuwe om
standigheden zullen kunnen voordoen. Dit om
hierop, binnen het kader van de plannen, met de
inrichtings- en/of beheersmaatregelen zo effi
ciënt mogelijk te kunnen inspelen.
Met name het gedetailleerd voorspellen van
geomorfologische ontwikkelingen is nog een
moeilijke zaak. Studies zoals deze in de Greve
lingen geven echter een steeds beter inzicht in
de ontwikkelingen die zich in de geomorfologie
zullen kunnen voordoen in overeenkomstige
gebieden, zoals het Zoommeer.
165