De pijlerconstructie van de stormvloedkering in
de Oosterschelde zal via een grofkorrelig fun-
deringsbed komen te rusten op een voorname- erdichting Van de Zandige
lijk uit zand bestaande ondergrond. Ten gevolge Ondergrond in de 3S Van de
van golfbelasting op de pijlerconstructie kun- Stormvloedkering
nen in deze zandondergrond wateroverspannin
gen worden opgebouwd.
Als daartegen geen maatregelen worden getrof
fen, treedt er als gevolg van de overspanningen
wat we noemen 'verweking' van het zand op; en
dit kan weer leiden tot grote, ontoelaatbare zet
tingen en rotaties van de pijlerconstructie.
De mate waarin er wateroverspanningen wor
den opgebouwd, wordt voornamelijk bepaald
door het poriëngehalte en de doorlatendheid
van de zandgrond. Uit laboratoriumproeven is
gebleken dat bij poriëngehalten kleiner dan
40% de wateroverspanningsopbouw in het
Oosterscheldezand bij golfbelasting op de pijler
rog verwaarloosbaar klein is.
Jit resultaten van continuboringen en elektri
sche dichtheidsmetingen is gebleken dat het
lolocene Oosterscheldezand onder de toekom-
itige pijlers over het algemeen losgepakt is, en
fat het poriëngehalte er varieert van 40 tot 43%.
Dit betekent zonder meer dat het holocene Oos-
erscheldezand 'verwekingsgevoelig' moet wor
den geacht. Bij golfbelastingen op de pijlercon
structie ontstaan hier wateroverspanningen in
fe zandgrond. Deze verwekingsgevoeligheid
Jan het zand dient te worden geëlimineerd,
door het poriëngehalte kunstmatig beneden de
40% te brengen.
Een gangbare methode om dit doel te bereiken
s het verdichten van de zandgrond met behulp
van trilnaalden. In de Oosterschelde gebruikt
men daarvoor een diepte-verdichtingssysteem,
waarbij een trillichaam, bestaande uit een sta
len buis met radiaal geplaatste vinnen, al tril-
!end onder invloed van zijn eigen gewicht en
onder toevoer van water tot op het laagste ni
veau van het grondpakket wordt gebracht. Daar
'lijft het gedurende een bepaalde tijd trillen;
'ervolgens wordt de naald omhoog gehaald,
vaarna de procedure herhaald wordt. Hettril-
chaam brengt verticale trillingen voort.
De trilmethode is beproefd gedurende verschil
lende proeven in situ. Tevens werd in het labo
ratorium een onderzoek uitgevoerd naar de in
vloed van de verschillende trilparameters zoals
frequentie, amplitude en omvang van de tril-as
op de mate van verdichting.
Een en ander heeft geleid tot de bouw van de
drijvende verdichtingsponton 'Mytilus', die de
zandondergrond verdichten kan met behulp van
vier simultaan werkende trilnaalden.
In het hierna volgende gaan we verder in op de
resultaten van het verdichtingsonderzoek in het
terrein en in het laboratorium. Ten slotte wordt
wat verteld over de 'Mytilus' en de opzet van ex
perimenten met dit schip gedurende de proef
periode.
Om de doelmatigheid van het diepte-verdichten
te onderzoeken zijn in de afgelopen jaren in-
situ-verdichtingsproeven uitgevoerd. Voor het
ontwerp van het verdichtingsschip is de laatste
proef, op het strand van Neeltje Jans, bepalend
geweest. De resultaten van deze proef bekijken
we nu nader.
Onder andere wilde men bepalen welke hart-
op-hart-afstand voor de trilnaalden diende te
worden toegepast. Daartoe werd de mate als
mede de homogeniteit van verdichting onder
zocht bij hart-op-hart-afstanden tussen de tril
naalden van respectievelijk 4, 5, 5V2, 6 en 7 m.
Bovendien werd gebruikgemaakt van twee
soorten trilnaalden, die van elkaar verschilden
in omvang. De eerste soort mat, inclusief vinnen,
in doorsnede 2,10 m, en werd aangedreven door
twee vibratoren. De tweede soort was in door
snee, met de vinnen mee, 1,40 m en bevatte
één vibrator. De bedoeling daarvan waste kijken
in hoeverre de afstand tussen de trilnaalden kon
worden vergroot bij toepassing van een dubbel
133